Wat betekent it depends in Engels?

Wat is de betekenis van het woord it depends in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van it depends in Engels.

Het woord it depends in Engels betekent het, hij, zij, ze, het, hem, haar, het, hem, haar, er, het, het, het, hij, zij, ze, het, het, hem, het, it, IT, information technology, he, Pleased to meet you!, It was a pleasure meeting you!, It was nice to meet you!, Pleased to meet you!, It was a pleasure meeting you!, It was nice to meet you!, Stop! Enough!, Drop dead!, do-it-yourself kit, DIY kit, on it, with it, out of it, outside of it, in there, next to it, beside it, about that, from it, from that, in front of that, do-it-yourself, get into the swing of it, get into the swing of things, on it, through it, in it, into it, with it, to it, around it, round it, on it, over it, to it, of it, from it, in front of it, it's all right, take it easy, it doesn't matter, It., Knock it off!, And that's that!, do it yourself, Never mind!, Never mind!, take it easy, Let yourself go!, get it off your chest, Right?, not worth it, into the bargain, take at his word, floor, You bet!, Drop it!, it's true, IT, informatietechnologie, al, zoals iets is, zoals iets nu is, oprotten, wegwezen, opgerot, opgehoepeld, ophoepelen, opdonderen, opgedonderd, smeer 'm, ga weg, 'm smeren, opdonderen, oprotten, ophoepelen, kom maar op, kom maar op, kappen, nokken, verdomme, godver, kritiek rondstrooien, doe het zelf-, (het) geeft niet, (het) maakt niet uit, graag gedaan, geen dank, voorzichtig, rustig aan, voor wat het waard is, Vergeet het!, snappen, vatten, door de zure appel heen bijten, iets goed krijgen, iets een kans geven, twee keer nadenken, Geef het op!, opgeven, ga ervoor!, ga d'r voor!, iets doorzetten, gelukkig maar!, overacteren, overdrijven, volgens, je gang gaan, het zat zijn, het makkelijk hebben, zoals je wil, wat je wil, snellen, met iemand goedvinden, iemand raken waar het pijn doet, wacht, wacht even, wacht effe, ho, lopen, hoe komt het dat?, zo zit het, zo gaat dat, Ik begrijp het, Ik doe het wel, Ik vind het mooi, toch?, het lijkt erop, het spreekt vanzelf, op IT gebaseerd, 't is, 't heeft, het is nogal een een eindje, het is een gegeven, het is een feit, het maakt me niet uit, het maakt me allemaal niet uit, dat is voor mij gelijk, het is tijden geleden dat, het is kinderspel, we zijn nog maar in het beginstadium, het is hoog tijd dat je, het wordt hoog tijd dat je, niets te vroeg, precies op tijd, t' is niets, het stelt niets voor, ga zo door!, kappen!, nokken!, afnokken!, kappen, nokken, wijsneus, betweter, openhartig spreken, Laat het zo zijn, het ervan nemen, de bloemetjes buiten zetten, razend worden, woedend worden, het maken, ervoor zorgen, halen, duidelijk maken, duidelijk stellen, opschieten, goedmaken, vergoeden, er het beste van maken, profiteren van, knokken, de schouders eronder zetten, afwisselen, knokken met, het is nutteloos, het is zinloos, ergens een zwijnenstal van maken, op zeker spelen, post-it, ervoor zorgen dat, het oplossen, het regelen, links laten liggen, je schouders ophalen, het zij zo, Kappen!, Nokken!, het aankunnen, rustig aan doen, kalm aan doen, zich afreageren op, zeggen waar het op staat, het beestje bij zijn naam noemen, Klaar is Kees!, dat is het!, nu is het welletjes, het is mooi geweest, wees gewaarschuwd! ik waarschuw je!, pas op! wees voorzichtig!, formulering, verwoording, wat maakt het uit?, wie had dat gedacht? wie had dat kunnen denken?, daar kan je gif op innemen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord it depends

het, hij, zij, ze

pronoun (inanimate thing)

I've lost my pen; it was on my desk.

het, hem, haar

pronoun (direct object)

He brought it to the party.

het, hem, haar

pronoun (indirect object)

I gave it a push.

er

pronoun (after preposition)

She put the book on it.

het

noun (circumstances)

How is it going?

het

pronoun (impersonal subject of to be)

It is important to remember who your friends are.

het, hij, zij, ze

pronoun (animal)

From the size of the footprints, it must be a big one.

het

pronoun (person)

Who is it?

het

pronoun (group)

The crowd dispersed once it left the main square.

hem

noun (informal (children's games)

You're it!

het

pronoun (emphasis in anticipation)

It was at that moment that I realized my mistake.

it

(3e pers. ev)

(pronoun: Replaces noun--for example, "He took the cookie and ate it." "I saw you yesterday.")
Het is goed afgelopen.

IT

(informatietechnologie) (Information Technology)

information technology

(IT: dataverwerking)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

he

(informeel (hij, het)

(pronoun: Replaces noun--for example, "He took the cookie and ate it." "I saw you yesterday.")

Pleased to meet you!, It was a pleasure meeting you!, It was nice to meet you!

(groet)

Pleased to meet you!, It was a pleasure meeting you!, It was nice to meet you!

(formeel (groet)

Stop! Enough!

(Zo is het genoeg!)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

Drop dead!

(verdorie, loop naar de maan)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

do-it-yourself kit, DIY kit

(voor zelfbouw)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

on it

(aan dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

with it

(bij dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

out of it, outside of it

(ergens buiten)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

in there

(in dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

next to it, beside it

(naast dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

about that

(over dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

from it, from that

(van dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

in front of that

(voor dat)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

do-it-yourself

(knutselaar)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

get into the swing of it, get into the swing of things

(geschikte omstandigheid)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")
Nu ze ander werk heeft, heeft ze haar draai gevonden.

on it

(vastzittend aan het genoemde)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

through it

(m.b.t. een plaats)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

in it, into it

(in het genoemde)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

with it

(met het genoemde)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

to it

(naar het genoemde)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

around it, round it

(omheen)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

on it

(plaatsbepaling)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

over it

(plaatsbepaling: boven)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

to it

(nadering)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

of it, from it

(verwijdering)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

in front of it

(plaatsaanduiding)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

it's all right

(het is niet erg)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

take it easy

(rustig aan doen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

it doesn't matter

(het heeft geen belang)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

It.

(Italië) (Italy)

Knock it off!

(informeel (hou op) (informal)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

And that's that!

(figuurlijk (het werk is klaar)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

do it yourself

(doe-het-zelven)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

Never mind!

(het hoeft niet meer)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

Never mind!

(het hoeft niet meer)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

take it easy

(zich niet haasten)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

Let yourself go!

(laat je maar gaan)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

get it off your chest

(uiting geven aan)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

Right?

(informeel (toch?)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

not worth it

(onbelangrijk, niet van belang)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

into the bargain

(negatief (bovendien) (figurative)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")
De bus kwam maar niet en op de koop toe begon het ook nog eens te regenen.

take at his word

(figuurlijk (geloven wat iem. zegt)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

floor

(zeer hard rijden) (informal, the accelerator)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

You bet!

(informeel (je mag er zeker van zijn)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

Drop it!

(informeel (hou op)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

it's true

(dan wel)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

IT

(initialism (information technology) (informatietechnologie)

There were no IT lessons at school when I was a boy.

informatietechnologie

(field of computing)

The programmer works in information technology.

al

adverb (colloquial (as the situation stands)

As it is, we'll be lucky to arrive before dark!
We zouden al van geluk mogen spreken als we er voor het donker zijn!

zoals iets is, zoals iets nu is

adverb (in its current state)

We'll have to make do with the vehicle we have, as it is.
We zullen het moeten doen met het voertuig wat we hebben zoals hij nu is.

oprotten, wegwezen, opgerot, opgehoepeld, ophoepelen, opdonderen, opgedonderd, smeer 'm, ga weg

interjection (slang (go away) (slang)

No, I won't give you any money. Now, beat it!

'm smeren, opdonderen, oprotten, ophoepelen

verbal expression (slang (leave, go) (slang)

The police showed up and we knew it was time to beat it.

kom maar op

interjection (informal (eagerness)

My holiday starts tomorrow; bring it on!

kom maar op

interjection (slang (challenge to fight)

If you think you can do better, bring it on!

kappen, nokken

transitive verb (slang, impolite (shut up!) (slang)

Can it! I don't want to hear another word from you!

verdomme, godver

interjection (slang, potentially offensive (expressing annoyance) (slang)

Damn it! I hit my knee on the desk again!

kritiek rondstrooien

verbal expression (figurative, slang (be critical, abusive) (informeel)

You can dish it out well enough, but you don't like it when someone attacks you.

doe het zelf-

noun (UK, colloquial, initialism (do-it-yourself) (in samenstelling)

I'm staying at home this weekend for a little DIY on the house.

(het) geeft niet, (het) maakt niet uit

interjection (informal (it's not important) (informeel)

graag gedaan, geen dank

interjection (you're welcome)

"Thanks so much for all your help." "Don't mention it! It was no trouble."

voorzichtig, rustig aan

expression (go slowly, be careful)

voor wat het waard is

adverb (informal (in my opinion)

I know you won't change, but for what it's worth, I think that skirt looks awful on you.

Vergeet het!

interjection (slang (certainly not)

If you think I'm doing the dishes for you again tonight, forget it!

snappen, vatten

(slang (understand)

He told a joke but I didn't get it.
Hij vertelde een mop maar ik snapte ze niet.

door de zure appel heen bijten

verbal expression (informal (do the unpleasant task now) (figuurlijk)

It's best to get it over with now, rather than leave it to the last minute.
Het beste is om door de zure appel heen te bijten dan het tot de laatste minuut uit te stellen.

iets goed krijgen

verbal expression (informal (do [sth] correctly)

If you can't get it right, don't bother trying!

iets een kans geven

expression (try)

Although Brian had never gone kayaking before, he suddenly decided to give it a go.

twee keer nadenken

verbal expression (informal (rethink)

He dropped what he was doing and went to her without giving it a second thought.
Hij liet alles vallen waar hij mee bezig was en ging naar haar toe zonder twee keer nadenken.

Geef het op!

interjection (stop trying)

Helen is never going to date you--give it up!

opgeven

verbal expression (stop trying)

That's never going to work; I'd give it up, if I were you.

ga ervoor!, ga d'r voor!

interjection (informal (encouragement) (informeel)

You want to buy a new car? I say go for it!
Je wil een nieuwe auto kopen? Ik zou zeggen: ga ervoor!

iets doorzetten

verbal expression (informal (do [sth] daunting)

Bethan had doubts about applying for the job, but eventually went through with it.

gelukkig maar!

interjection (UK, informal (it is fortunate) (informeel)

Good job you remembered your umbrella!

overacteren, overdrijven

intransitive verb (informal (overact)

Fred decided to ham his act up a bit when the audience didn't react.

volgens

transitive verb (declare, assert)

Legend has it that the lakes are the footprints of a giant.

je gang gaan

verbal expression (slang (attempt [sth]) (informeel)

If you think you can do a better job, just have at it!
Als je denkt dat je het beter kan ga dan je gang maar.

het zat zijn

verbal expression (slang (have had enough) (informeel)

I am angry and have had it with his bad behavior.
Ik ben kwaad en ben zijn slecht gedrag zat.

het makkelijk hebben

verbal expression (informal (face no problems)

People born into money are considered to have it easy.
Mensen die in een rijke familie geboren worden hebben het makkelijk.

zoals je wil, wat je wil

interjection (informal, disapproving (resignation) (informeel, afkeurend)

OK, have it your way; I'm through arguing with you. You don't want pepperoni on the pizza? Fine, have it your own way.

snellen

intransitive verb (US, informal (run, hurry)

met iemand goedvinden

intransitive verb (slang (get on well)

Me and my new room-mate hit it off from the start.
Mijn kamergenoot en ik konden het vanaf het begin goed met elkaar vinden.

iemand raken waar het pijn doet

verbal expression (figurative (attack [sb]'s weak spot) (figuurlijk)

His divorce hit him where it hurts, in his wallet. When he said I was ugly he hit me where it hurts.
Zijn scheiding raakte hem waar het het meeste pijn doet: in zijn portefeuille.

wacht, wacht even

interjection (informal (wait!)

Hold it! I want to say one more thing before you go.
Wacht even! Ik wil nog één ding zeggen voor je gaat.

wacht effe, ho

interjection (informal (stop!) (informeel)

Hold it, everybody! Don't go near that bull.
Ho! Ga niet te dicht bij die stier.

lopen

verbal expression (slang (walk, go on foot)

Our car ran out of petrol so we had to hoof it to the petrol station. We lost our subway passes, so we had to hoof it thirty blocks in high heels.

hoe komt het dat?

(explain why)

How is it that all of your hats are black?
Hoe komt het dat al jouw hoeden zwart zijn?

zo zit het, zo gaat dat

(reality, the way life is)

You might think it's unfair that you didn't get the job, but that's just how it is.
Je denkt waarschijnlijk dat het oneerlijk is dat je de job niet kreeg, maar zo gaat dat.

Ik begrijp het

interjection (slang (I understand)

Ah, I got it. Thanks for the explanation!
Ah, ik begrijp het! Bedankt voor de uitleg!

Ik doe het wel

interjection (US, slang (I have the matter in hand)

Don't worry about washing the dishes. I got it.
Maak je geen zorgen over het afwassen. Ik doe het wel.

Ik vind het mooi

interjection (I find it appealing)

What a lovely dress! I like it.

toch?

(question tag)

This is your book, isn't it?
Dit is jouw boek, toch?

het lijkt erop

(it appears that)

It seems like Mikey is getting along very well with his new classmates. It seems obvious that you don't like her.

het spreekt vanzelf

expression (it is logical)

op IT gebaseerd

adjective (using computers)

't is

contraction (colloquial, abbreviation (it is) (informeel)

It's almost time for us to leave.

't heeft

contraction (colloquial, abbreviation (it has) (informeel)

It's been a difficult year for the whole family.

het is nogal een een eindje

expression (informal (it's quite a long way)

het is een gegeven, het is een feit

expression (it's a fact)

There is going to be a big line-up for tickets: it's a given. It's a given that junk food is not good for your health.
Er zal een grote wachtrij zijn voor tickets, dat is een feit.

het maakt me niet uit, het maakt me allemaal niet uit, dat is voor mij gelijk

expression (informal (I have no preference.) (informeel)

You can stay or leave; it's all the same to me.
Je kan blijven of gaan, dat is voor mij gelijk.

het is tijden geleden dat

preposition (it's been a very long time since)

It's been ages since we all sat down together.
Het is tijden geleden dat we allen samenzaten.

het is kinderspel

expression (it's extremely easy)

It's so easy to do -- it's child's play, really.
Dat is makkelijk, het is kinderspel.

we zijn nog maar in het beginstadium

expression (UK, informal (situation may change)

het is hoog tijd dat je, het wordt hoog tijd dat je

expression (informal (You should do it now.) (informeel)

It's high time I went to the doctor; I've postponed it four times.
Het wordt hoog tijd dat ik naar de dokter ga, ik heb het al vier keer uitgesteld.

niets te vroeg, precies op tijd

expression (informal (it is overdue)

t' is niets, het stelt niets voor

expression (informal (it is not important)

"What's the problem?" "Oh, it's nothing."

ga zo door!

verbal expression (informal (maintain at same pace or level)

You got straight A's this term - keep it up! Good work, Alan - keep it up!

kappen!, nokken!, afnokken!

interjection (slang (stop it) (slang)

kappen, nokken

verbal expression (slang (stop: doing, saying) (slang)

Gary was whistling tunelessly until Dave told him to knock it off.

wijsneus, betweter

noun (pejorative, informal (person: clever, arrogant) (informeel)

That kid who got 100 percent in science and math is such a know it all!

openhartig spreken

verbal expression (informal, figurative (speak frankly)

The CEO laid it on the line: "The business needs to reform or it will face dire consequences."

Laat het zo zijn

interjection (don't try to change it)

You shouldn't get involved in their quarrel - just let it be.

het ervan nemen

verbal expression (slang (lead hedonistic life) (informeel)

Live it up while you are still young and beautiful.

de bloemetjes buiten zetten

verbal expression (slang (celebrate extravagantly) (inf., figuurlijk)

It's all right to live it up once in a while; a few beers won't hurt you.

razend worden, woedend worden

verbal expression (slang (become angry)

Toen hij zei dat hij niet meer van van haar hield knapte er iets bij haar.

het maken

verbal expression (slang (succeed)

In Hollywood, an Oscar nomination is a sign that you've made it.

ervoor zorgen

(ensure it is)

Bring me a sandwich, and make it snappy. I'm starving!

halen

verbal expression (informal (arrive on time)

I thought I would miss the bus, but I made it!

duidelijk maken, duidelijk stellen

verbal expression (informal (be unambiguous)

opschieten

verbal expression (informal (hurry)

I don't have time to listen, so make it quick.

goedmaken, vergoeden

verbal expression (informal (make amends)

George wanted to make it up to Andrea for being so bad-tempered towards her earlier.

er het beste van maken

verbal expression (informal (cope)

The weather wasn't ideal for a day by the sea, but we decided to make the best of it.

profiteren van

(take advantage of it)

You only get one chance, so make the most of it.

knokken

verbal expression (US, slang (argue, fight) (informeel)

The hockey teams really mixed it up last night; some of the boys went home with fewer teeth.

de schouders eronder zetten

verbal expression (US, slang (actively compete) (figuurlijk)

Our basketball team isn't doing very well; I wish they would mix it up a little.

afwisselen

verbal expression (informal (vary things)

The band like to mix it up a bit to keep things interesting.

knokken met

verbal expression (US, slang (argue, fight) (informeel)

John really mixed it up with Joe; now both of them are in the hospital.

het is nutteloos, het is zinloos

expression (it is pointless)

It's no use calling out his name, he can't hear you any more.

ergens een zwijnenstal van maken

verbal expression (US, informal (live like a pig) (informeel, figuurlijk)

Colin is pigging it in his apartment.

op zeker spelen

verbal expression (informal (avoid taking risks)

The gymnast considered attempting the flip, but decided to play it safe and stick with the routine she knew well.

post-it

noun (® (adhesive notepaper) (®)

I left a Post-it note on the fridge door, reminding Anna to buy some milk.

ervoor zorgen dat

verbal expression (informal (ensure, make sure)

See to it that you're home by midnight, or you'll be grounded.

het oplossen, het regelen

verbal expression (resolve or agree on [sth])

We're going to settle it right here right now.

links laten liggen, je schouders ophalen

verbal expression (informal, figurative (pay little regard) (inf., figuurlijk)

If you receive an insult from someone who doesn't really know you, it's best to shrug it off.

het zij zo

interjection (expressing acceptance of a situation)

If you want to be stubborn and not see sense, well, so be it.

Kappen!, Nokken!

interjection (slang (stop talking) (informeel)

Stow it! I have something to say too!

het aankunnen

verbal expression (informal (endure)

The pain was so great I couldn't take it any more
De pijn was zo hevig dat ik het niet meer aankon.

rustig aan doen, kalm aan doen

verbal expression (informal (relax)

Bruce loves to take it easy when he's at the cabin on the lake. Retirement is the time to take it easy.

zich afreageren op

verbal expression (informal (vent or impose one's anger on: [sb] else)

I didn't steal your purse, so don't take it out on me! My dad's boss yelled at him all day so he came home and took it out on us.

zeggen waar het op staat, het beestje bij zijn naam noemen

verbal expression (informal (be honest and direct) (informeel, fig.)

Okay, I'll tell it like it is, but I don't think you'll like it.

Klaar is Kees!

interjection (slang, figurative (the job is finished) (informeel)

dat is het!

interjection (informal (that is correct) (informeel)

That's it! - that piece is the center of the jigsaw puzzle.

nu is het welletjes, het is mooi geweest

interjection (informal (I've had enough) (informeel)

That's it! - all this noise has got to stop! That's it, you're fired: clear out your desk and leave!

wees gewaarschuwd! ik waarschuw je!

interjection (informal (expressing a threat)

Watch it! If you come round here one more time, I'll call the police!

pas op! wees voorzichtig!

interjection (informal (be careful!)

Watch it! - the pavement's really icy today and you might slip.

formulering, verwoording

noun (informal (turn of phrase, wording)

That's a funny way of putting it. It's not what I thought you meant.

wat maakt het uit?

interjection (I don't care)

So you're earning more than me – what does it matter?

wie had dat gedacht? wie had dat kunnen denken?

interjection (expressing surprise)

Wow, that's really interesting – who would've thought?

daar kan je gif op innemen

interjection (informal (that is certain) (informeel, fig.)

Whatever the government does will cost us money -- you can bet on it!

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van it depends in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.