Wat betekent economy in Engels?

Wat is de betekenis van het woord economy in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van economy in Engels.

Het woord economy in Engels betekent economie, besparing, spaar-, besparings-, voordeel-, economy, economy, cut, cutback, economy, economy, economy, thriving economy, economy class, world economy, bloeiende economie, snelgroeiende economie, gediversifieerde economie, tweede klasse, economy class, tweede klasse, Economy Class, voordeelverpakking, voordeel-. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord economy

economie

noun (of nation)

The country's economy grew this year.

besparing

noun (thriftiness)

With economy, you can make your money go further than you think.

spaar-, besparings-, voordeel-

adjective (offering savings) (in samenstelling)

Wendy bought an economy pack of toilet paper.

economy

(wetenschap)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

economy, cut, cutback

(het bezuinigen)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

economy

(maatregel om minder te spenderen)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

economy

(zuinigheid)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

economy

(staathuishoudkunde)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

thriving economy

(figuurlijk (welvarende economie)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

economy class

(klasse in het vliegtuig)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

world economy

(wereldhuishouding)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

bloeiende economie, snelgroeiende economie

noun (prosperity)

The region is currently enjoying a booming economy.

gediversifieerde economie

noun (has many sources of wealth)

A diversified economy is more stable during hard times.

tweede klasse

noun (train: standard seating) (in trein)

It is cheaper to travel in economy class than in regular class.

economy class

noun (plane: low-cost seating) (anglicisme)

Economy class, plus taxes, was $340.

tweede klasse

noun as adjective (train seating: standard)

I am going to buy an economy-class train ticket.

Economy Class

noun as adjective (plane seating: low cost) (anglicisme)

I purchased an economy-class ticket so that I would not have to dip into my savings.

voordeelverpakking

noun (product: large, inexpensive)

Next time you purchase toilet paper, please purchase the economy size.

voordeel-

noun as adjective (product: large, inexpensive) (in samenstellingen)

Linda bought an economy-size box of tissues.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van economy in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van economy

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.