Wat betekent juntar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord juntar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van juntar in Portugees.

Het woord juntar in Portugees betekent verbonden zijn, vergaren, verzamelen, aan elkaar rijgen, opéénhopen, bij elkaar rapen, aan elkaar rijgen, zich aansluiten, bij elkaar leggen, samenwerken, producten in één pakket verkopen, grenzen aan, samenvoegen, combineren met, opeenhopen, opeenstapelen, hechten aan, combineren met, samenknijpen, samentrekken, samenkomen, verzamelen, oprapen, verzamelen, samenrapen, opbergen, verstoppen, verenigen, harken, samenvoegen, doen samengaan, samenvoegen, verenigen, bijvoegen, toevoegen, samenbrengen, bijeenbrengen, samenvoegen, mengen, vermengen, samenvoegen, meedoen aan, bijeenrapen, bijeenzamelen, groepen van twee maken, trouwen, samendrommen, samenscholen, samenwerken, meedoen, meegaan, samenspannen, samenkomen, tussenbeide komen, zich verzamelen, tussenbeide komen, samenhopen, samendrommen, in elkaar overgaan, samenkomen, zich hechten aan, zich verzamelen, brainstormen, zich vermengen, zich verenigen, hokken, samenhokken, deelnemen aan, zich verenigen, verenigd zijn, samengebracht zijn. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord juntar

verbonden zijn

vergaren, verzamelen

verbo transitivo

Ela juntou algumas conchas como lembrança das férias.

aan elkaar rijgen

(figurado, frases) (figuurlijk)

opéénhopen, bij elkaar rapen

verbo transitivo

Nós juntamos as folhas em montes.

aan elkaar rijgen

verbo transitivo

zich aansluiten

Oliver reuniu todos os amigos de Joyce para virem ajudar.

bij elkaar leggen

Vamos juntar nosso dinheiro para comprar um carro.

samenwerken

verbo transitivo

Eu queria que eles não tivessem me juntado com o Roberto. Ele é tão lento!

producten in één pakket verkopen

verbo transitivo

Se você juntar o caminhão de brinquedo, a placa de metal e a luminária antiga, te dou duzentos dólares.

grenzen aan

verbo transitivo

samenvoegen

verbo transitivo

combineren met

verbo transitivo

opeenhopen, opeenstapelen

Os móveis juntam pó.

hechten aan

verbo transitivo

Juntamos as peças do avião em miniatura com cola.

combineren met

samenknijpen, samentrekken

samenkomen, verzamelen

Reúnam-se todos! O Ricardo tem algo para contar!
Verzamelen iedereen! Richard heeft iets te zeggen!

oprapen, verzamelen, samenrapen

Recolha os brinquedos e coloque no lugar certo.
Raap al het speelgoed samen en leg het op de juiste plaats.

opbergen, verstoppen

verenigen

Brian reuniu uma equipe para criar um plano.

harken

Charlie está rastelando no jardim.

samenvoegen, doen samengaan

Como eu mesclo essa célula e a próxima?

samenvoegen, verenigen

verbo transitivo

bijvoegen, toevoegen

verbo transitivo

samenbrengen, bijeenbrengen

verbo transitivo

samenvoegen

(conectar)

Ele uniu as duas peças de quebra-cabeça.

mengen, vermengen

verbo transitivo

samenvoegen

Combine a soma desta coluna com a soma daquela coluna para obter o total.

meedoen aan

Nós tomamos parte na busca das crianças desaparecidas.

bijeenrapen, bijeenzamelen

verbo transitivo (reunir)

Ela juntou toda a informação que poderia encontrar sobre o assunto.

groepen van twee maken

(agrupar)

trouwen

samendrommen, samenscholen

samenwerken

Os partidos opositores se juntaram para deter os planos do governo.

meedoen

Não se preocupe se a discussão já tiver começado, você ainda pode se juntar quando quiser.

meegaan

verbo pronominal/reflexivo (socialmente)

Vamos ver um filme à noite. Você gostaria de se juntar a nós?

samenspannen

Não dá para argumentar com esses dois: eles sempre se bandeiam.
U kan geen discussie winnen met die twee: ze spannen elke keer samen.

samenkomen

A turma toda se reuniu para o jantar de caridade.

tussenbeide komen

(figurado, informal: se envolver) (bij ruzie)

zich verzamelen

Os amigos de Joyce se reuniram quando souberam de sua má sorte.

tussenbeide komen

(figurado, informal: se envolver) (bij ruzie)

samenhopen, samendrommen

As folhas na lagoa estão se aglomerando.

in elkaar overgaan, samenkomen

verbo pronominal/reflexivo

As duas faixas juntaram-se repentinamente.

zich hechten aan

verbo pronominal/reflexivo (figuurlijk)

Dave juntou-se a nosso grupo na primeira semana de faculdade, mas nenhum de nós gostava realmente dele.

zich verzamelen

brainstormen

(anglicismo)

zich vermengen

verbo pronominal/reflexivo

zich verenigen

verbo pronominal/reflexivo

hokken, samenhokken

expressão verbal (gíria) (informeel)

deelnemen aan

(participar)

Deveríamos convidar os outros alunos para juntarem-se à nossas atividades.

zich verenigen

verbo pronominal/reflexivo

Os empresários se uniram na luta contra a pobreza.

verenigd zijn, samengebracht zijn

verbo pronominal/reflexivo (estar unido)

Estas duas peças se encaixam.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van juntar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.