Wat betekent past participle in Engels?

Wat is de betekenis van het woord past participle in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van past participle in Engels.

Het woord past participle in Engels betekent voorbij, voorbij, verleden, verleden tijd, vroeger, voorbij, gebeurd, ex-, voorbij, laatste, geleden, terug, verleden tijd, voorbij, langs, verleden, verleden, over, buiten, uit, meer dan, previous, former, last, past, preceding, past, olden days, olden times, past, history, last, past, last, past, not dig up old bones, not rake up the past, don't reopen old wounds, a quarter past, quarter past, dig up old bones, rake up the past, reopen old wounds, formerly, in the past, ergens voorbij gaan, voorbij iets komen, over iets heenkomen, voorbij vliegen, kwart over, verre verleden, ver verleden, overvliegen, voorbijgaan, passeren, voorbijtrekken, langskomen, voorbijgaan, half, half uur later, in het verleden, lang geleden, vervallen, achterstallig, aanmaning, voorbijrazen, afgedane zaak. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord past participle

voorbij

preposition (beyond in position)

I am a little past the pharmacy right now.

voorbij

preposition (beyond in number)

He is past the retirement age for his company.

verleden

noun (time gone by)

In the past, we used to wash our clothes by hand.

verleden tijd

noun (grammar: past tense) (grammatica)

The word "ate" is the past of "eat".

vroeger

adjective (previous)

Past governments were not friendly to the press.

voorbij, gebeurd

adjective (done, over) (meestal gezegde: wat voorbij is)

Past events are over; let's concentrate on the present.

ex-

adjective (former) (met zn: ex-drummer, ex-piloot etc.)

The three past Senators are no longer involved in government.

voorbij, laatste

adjective (recent)

During the past few days, it has rained a lot.

geleden, terug

adjective (dated (ago)

He worked as a cook five years past.

verleden tijd

adjective (grammar)

He uses the past tense incorrectly at times.

voorbij, langs

adverb (by)

He walked past the pharmacy.

verleden

noun (background)

The past helps to explain the present.

verleden

noun (personal history)

While he seemed like a nice person, he hid his past from everybody.

over

preposition (time: after)

I'll see you at five past four this afternoon. It is past midnight.

buiten, uit

preposition (beyond reach of)

The escaped convict is past the reach of the law.

meer dan

preposition (beyond in amount)

This quantity of food is well past what I'm used to consuming at a single meal.

previous, former, last, past, preceding

(vorig)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

past

(vroeger)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

olden days, olden times

(formeel (vroeger)

(plural noun: Noun always used in plural form--for example, "jeans," "scissors.")

past

(voorheen, voorbij)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

history

(historie, verleden)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

last, past

(jongstleden)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

last, past

(laatst, vorig)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

not dig up old bones, not rake up the past, don't reopen old wounds

(figuurlijk (het verleden laten rusten) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

a quarter past, quarter past

(tijd: 15 minuten na)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

dig up old bones, rake up the past, reopen old wounds

(figuurlijk (oude zaken oprakelen) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

formerly, in the past

(vroeger)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

ergens voorbij gaan

phrasal verb, intransitive (move beyond an obstruction)

Rocks had fallen on the road and we could not get past.

voorbij iets komen

phrasal verb, transitive, inseparable (move beyond: an obstruction)

The driver was unable to get past the roadblock.

over iets heenkomen

phrasal verb, transitive, inseparable (figurative, informal (recover from [sth] negative)

I couldn't get past my disappointment that the trip had been cancelled.

voorbij vliegen

phrasal verb, intransitive (figurative (go by fast) (figuurlijk)

De vakantie vloog voorbij.

kwart over

expression (time: fifteen minutes after)

He arrived at a quarter past nine.

verre verleden, ver verleden

noun (a time long ago)

The light you see from stars is light from the distant past.

overvliegen

noun (aircraft: flypast) (van vliegtuig)

The pilot did a flyover above the children's birthday party.

voorbijgaan, passeren, voorbijtrekken

(pass by, move past)

The crowd watched as the parade went past.

langskomen, voorbijgaan

(pass by)

Amy went past Joe's house on her way to the church.

half

preposition (thirty minutes after (the hour)

School usually finishes at half past three, but today we finished at half two!

half uur later

adjective (informal (thirty minutes after (the hour)

I finish work at 5, so I'll drop by to pick you up at about half past.

in het verleden

adverb (previously)

In the past I always cycled to work but I live too far away now.

lang geleden

adverb (long ago, in earlier times)

In the past, long before modern industrialization, all the work was done by hand.

vervallen, achterstallig

adjective (payment: overdue, late) (betaling)

Services will be reconnected when the past-due payment has been paid.

aanmaning

noun (notice of late payment)

There was a mountain of past-due bills on the desk.

voorbijrazen

(figurative (vehicle: go past noisily)

The traffic on the motorway roared by.

afgedane zaak

noun (informal ([sth] no longer a problem) (informeel)

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van past participle in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.