Wat betekent sé in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord sé in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van sé in Portugees.

Het woord in Portugees betekent bisschopszetel, als, in het geval dat, of, Z.O., zich, zichzelf, zich, zichzelf, zich, zichzelf, zichzelf, jullie, als, op voorwaarde dat, als, aangenomen dat, of, of al dan niet, maar, mocht, omgaan met, optrekken met, verdrinkend, om te gillen, herinnerend aan, Sst!, schiet op!, schiet eens op!, vlug een beetje!, hup!, Doe wat je wilt! Ga je gang!, opstaan!, uit bed!, wakker worden!, Val dood!, Rot op!, , verbergen, verstoppen, emotionele band, affectieve band, geklaag, ertoe brengen, ertoe zetten, zichzelf aanrekenen, zichzelf verwijten, zichzelf redden, zich distantiëren van, jezelf voor de gek houden, jezelf bedriegen, ergens mee wegkomen, aan de slag gaan, elkaar leren kennen, wennen aan, te vroeg juichen, afzoenen, de weg kwijtraken, vertrekken, opstappen, zich tevredenstellen met, haast maken, goedmaken, vergoeden, zich inspannen, beslissen, het jezelf gemakkelijk maken, beheers je, verman je, de longen uit je lijf schreeuwen, gebruik maken van, verliefd worden, zich aankleden, schuld maken, ervoor zorgen dat, zich vermannen, in de problemen raken, worden, zich gedragen, zich uitbreiden, zich verspreiden, opstaan, zich zorgen maken, zich ontspannen, ontstaan, zich gedragen, concentreren, focussen, zich richten op, genezen, zich haasten, zich inschrijven, zich opgeven, zich registreren, opscheppen, grootspreken, verbreden, botsen, communiceren, zich aanpassen aan anderen, in verband staan, hurken, verdrinken, uitblinken, uitmunten, verharden, zich vooroverbuigen, navragen, informeren, knielen, teruglopen, afnemen, voortduren, aanhouden, sjokken, opgaan in, zich kwalificeren. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord sé

bisschopszetel

substantivo feminino (sede episcopal, pontifical)

A sé ficou vaga até que um novo bispo foi designado.

als, in het geval dat

conjunção

Se a afirmação for verdadeira, então teremos de aceitar a conclusão.

of

conjunção

Não temos certeza se vai chover.

Z.O.

(sudeste) (zuidoost)

Tim marcou o sudeste no mapa.

zich, zichzelf

(reflexivo)

Ele lavou-se na banheira.

zich, zichzelf

pronome

Eles se alimentaram no restaurante.

zich, zichzelf

pronome (pron pess)

Ela caiu e se machucou.

zichzelf

pronome

A imprensa não pode se censurar.

jullie

(geeft meer nadruk en veel in spreektaal)

Preparem-se para um choque.

als, op voorwaarde dat

conjunção

Eu só vou comprar o carro se eles consertarem os freios primeiro.

als, aangenomen dat

conjunção (supondo-se que)

Se tu és um motorista tão bom assim, como explicas o acidente do ano passado?

of, of al dan niet

conjunção

Tu sabes se ele virá à festa?

maar

conjunção

Se ao menos eu soubesse!

mocht

conjunção

Se tiver mais perguntas, por favor, não hesite em me contatar.

omgaan met, optrekken met

(manter contato constante)

Você tem andado bastante com aqueles garotos, não?

verdrinkend

Ninguém tentou salvar o homem que se afogava, por pensaram que ele estava apenas acenando.

om te gillen

(informeel)

herinnerend aan

(que faz lembrar)

Sst!

schiet op!, schiet eens op!, vlug een beetje!, hup!

interjeição (informeel)

Doe wat je wilt! Ga je gang!

interjeição

opstaan!, uit bed!, wakker worden!

Val dood!

interjeição (vulgair)

Se você não gosta, sinto muito. Que se dane!

Rot op!

interjeição (vulgar, ofensivo) (slang, vulgair)

Não queremos gente do seu tipo aqui, vai para a puta que o pariu!

verbo pronominal/reflexivo (não entre em pânico)

Acalme-se! O problema já foi resolvido.

verbergen, verstoppen

verbo pronominal/reflexivo

Esconder-se é difícil quando se tem um metro e oitenta.

emotionele band, affectieve band

verbo pronominal/reflexivo (emocionalmente)

Julie sente que ela precisa de mais tempo para se ligar ao seu novo animal de estimação.

geklaag

A criança irritante não parava de reclamar.

ertoe brengen, ertoe zetten

verbo pronominal/reflexivo

Eu não consigo me forçar a ver um filme violento.

zichzelf aanrekenen, zichzelf verwijten

zichzelf redden

(prover para si)

zich distantiëren van

jezelf voor de gek houden, jezelf bedriegen

(informeel)

ergens mee wegkomen

João sempre se safa de tudo.

aan de slag gaan

Eles se levantaram às 10 mas não se mexeram até o meio-dia.
Ze werden om 10 uur wakker maar gingen pas 's middags aan de slag.

elkaar leren kennen

verbo pronominal/reflexivo

Os dois rapazes se conheceram quando estavam na faculdade.

wennen aan

Logo você se acostuma a trabalhar no turno da noite.
Je zal snel gewend raken aan de nachtdienst.

te vroeg juichen

Não se empolgue porque nossas chances de ganhar são poucas.
Juich niet te vroeg. De kans dat we zullen winnen is klein.

afzoenen

verbo pronominal/reflexivo (informal, figurado)

de weg kwijtraken

verbo pronominal/reflexivo

vertrekken, opstappen

zich tevredenstellen met

haast maken

verbo pronominal/reflexivo

goedmaken, vergoeden

zich inspannen

verbo pronominal/reflexivo

beslissen

Você vem comigo ou não? Decida-se!

het jezelf gemakkelijk maken

verbo pronominal/reflexivo

beheers je, verman je

de longen uit je lijf schreeuwen

(fig., informeel)

gebruik maken van

verliefd worden

verbo pronominal/reflexivo

O casal se apaixonou quando estavam na faculdade.

zich aankleden

Eu estava atrasado esta manhã e tive que me vestir com pressa.

schuld maken

verbo pronominal/reflexivo

Se você continuar comprando coisas que não consegue pagar, logo vai endividar-se. Se você gastar mais do que ganha, vai endividar-se.

ervoor zorgen dat

verbo pronominal/reflexivo

Ele se assegurou que eles estavam todos escutando antes de começar a falar. Eu sempre me asseguro que a tranquei a porta quando saio.

zich vermannen

É hora de parar de pânico e se acalmar. Ele estava nervoso demais, precisava se acalmar.

in de problemen raken

(BTA, ser punido por fazer algo)

worden

verbo pronominal/reflexivo

Aquele cliente está se tornando um problema e tanto.

zich gedragen

Achei que ele estivesse doente, porque estava agindo de modo estranho.

zich uitbreiden, zich verspreiden

verbo pronominal/reflexivo

O cristianismo gradualmente se espalhou pela Europa. O incêndio se espalhou pela casa.

opstaan

verbo pronominal/reflexivo

Por favor, levantem-se para o hino nacional.

zich zorgen maken

verbo pronominal/reflexivo

Eu sei que ele tem dezoito anos, mas ainda me preocupo quando ele sai sozinho. Estamos seguros, por favor, não se preocupe.

zich ontspannen

(descansar, evitar trabalho e estresse)

Nós vamos relaxar na praia.

ontstaan

Não antecipamos que surja algum problema.

zich gedragen

verbo pronominal/reflexivo

O diretor da escola não gosta da maneira como os alunos se comportam.

concentreren, focussen, zich richten op

verbo pronominal/reflexivo

O aluno concentrou-se no teste.

genezen

(coloquial)

O seu osso quebrado vai levar umas seis semanas para sarar.

zich haasten

verbo pronominal/reflexivo

Se você se apressar, conseguirá pegar o próximo ônibus.

zich inschrijven, zich opgeven, zich registreren

Inscreveu-se no curso de inglês.

opscheppen, grootspreken

Não gosto de falar com o Terrence porque ele está sempre se gabando.

verbreden

O rio alarga-se depois das cachoeiras.

botsen

verbo pronominal/reflexivo

Os dois carros de corrida passaram na mancha de óleo e colidiram.

communiceren

verbo pronominal/reflexivo

Melissa apenas não é boa em comunicar-se.

zich aanpassen aan anderen

Algumas crianças que recusam-se a enquadrar-se sofrem bullying de seus colegas.

in verband staan

verbo pronominal/reflexivo

hurken

verbo pronominal/reflexivo (posição do corpo)

O gato agachou-se e depois pulou no rato.

verdrinken

verbo pronominal/reflexivo (morrer na água)

O nadador teve dificuldades e se afogou antes de que alguém pudesse ajudá-lo.

uitblinken, uitmunten

Quando se trata das matérias de ciência, Jane sempre se sobressaiu.

verharden

(tornar-se duro)

zich vooroverbuigen

O programador curvou-se na frente do computador, digitando rapidamente.

navragen, informeren

Para reservas de teatro, por favor, pergunte na recepção.

knielen

Ben se ajoelhou e olhou embaixo da mesa.

teruglopen, afnemen

O projeto começou bem, mas então encontrou dificuldades e começou a atrasar-se.

voortduren, aanhouden

verbo pronominal/reflexivo

O bar fechou às 3 da manhã, mas alguns dos clientes demoraram-se do lado de fora por um tempo.

sjokken

(desajeitadamente)

O elefante moveu-se pela floresta.

opgaan in

verbo pronominal/reflexivo (se tornar um)

Os dois rios fundem-se na cidade de Belgrado.

zich kwalificeren

Robert queria entrar na competição, mas os oficiais disseram que ele não se classificou.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.