Wat betekent brujo in Spaans?
Wat is de betekenis van het woord brujo in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van brujo in Spaans.
Het woord brujo in Spaans betekent tovenaar, heks, toverkol, kwakzalver, charlatan, tovenaar, sjamaan. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord brujo
tovenaar
|
heks, toverkol
Había un anciano viviendo en una cabaña en el bosque y todos los aldeanos decían que era un brujo. |
kwakzalver, charlatan(médico indocto) (pejoratief) Este curandero no es capaz de curar ni una gripe. |
tovenaar
Un malvado hechicero hechizó a todos los niños del pueblo. |
sjamaan
El chamán realizó un ritual para curar al enfermo. |
Laten we Spaans leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van brujo in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.
Verwante woorden van brujo
Geüpdatete woorden van Spaans
Ken je iets van Spaans
Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.