Wat betekent I in Engels?

Wat is de betekenis van het woord I in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van I in Engels.

Het woord I in Engels betekent ik, het ik, ego, I, I, i, I, I, everything I could dream of, if I were you, if I were you, it's the same for me, it's the same for me, I don't care, I'm afraid so, I don't think so, I don't think so, Me too!, I'm afraid so, I wish ..., I swear, Excuse me!, Sorry! I am sorry!, i, wat mij betreft, wat mij betreft, voor zover ik weet, chi, de puntjes op de i zetten, hoe moet ik dat weten?, weet ik veel?, Ik ben het er mee eens, het gaat goed met mij, Ik heb niets nodig, ik kom uit, Ik ga, nee dank u, Ik ben blij, Het spijt me, Het spijt me, Gecondoleerd met uw verlies, Neem me niet kwalijk, Ik denk, ik geloof dat, Ik kan niet wachten!, ik durf te zeggen, ik weet niet, het maakt me niet uit, het interessert me niet, het kan me niet schelen, Ik weet het niet, Het maakt mij niet uit., Ik vind het niet erg, ik denk het niet, ik denk van niet, Ik ben vergeten, Ik begrijp het, Ik doe het wel, Ik denk, Ik haat je!, Ik moet, Ik weet, Ik vind het mooi, Ik vind jou leuk, Ik hou van je, Ik hou van je, Ik hou zoveel van je, Ik bedoel, Ik mis je, Ik heb je nodig, Nou!, Ik wil zeggen, Ik snap het, Ik geloof van wel, Ik wil je, Ik wil, Ik zal je missen, Ik zou willen dat, Helaas niet, Ik zou graag willen, d.w.z. (dat wil zeggen), ik zou, ik had, ik zal, krijg nou wat!, Ik val nog liever dood!, ik ben, ik ben bang van wel, ik vrees van wel, Het gaat goed met mij, Ik heb genoeg, Het spijt me, Gecondoleerd, ik heb, Ik heb, ID-kaart, onovergankelijk werkwoord, wat maakt mij het uit?, wat interesseert mij het?. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord I

ik

pronoun (first person: myself)

I love you.

het ik, ego

noun (the self) (filosofie)

How do we distinguish between I and not-I?

I

(eerste persoon enkelvoud)

(pronoun: Replaces noun--for example, "He took the cookie and ate it." "I saw you yesterday.")

I, i

(9e letter van het alfabet) (letter)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

I

(individualiteit)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

I

(literair: diegene die vertelt) (writer, narrator)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

everything I could dream of

(alle dingen die ik maar kan verlangen)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

if I were you

(in jouw plaats)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

if I were you

(in uw plaats)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

it's the same for me

(het laat me onverschillig)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

it's the same for me

(geen voorkeur)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I don't care

(het is me eender)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I'm afraid so

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I don't think so

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I don't think so

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

Me too!

(uitroep ter instemming)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

I'm afraid so

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I wish ...

(informeel (ik wilde dat)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

I swear

(beloven)

(expression: Prepositional phrase, adverbial phrase, or other phrase or expression--for example, "behind the times," "on your own.")

Excuse me!

(pardon, sorry)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

Sorry! I am sorry!

(verontschuldigen)

(interjection: Exclamation--for example, "Oh no!" "Wow!")

i

(letter) (alfabet)

The letter "i" is the ninth in the alphabet.

wat mij betreft

adverb (in my opinion)

As far as I'm concerned, that was the best film of the year.
Wat mij betreft was dat de beste film van het jaar.

wat mij betreft

adverb (as for me, as regards me)

As far as I'm concerned, I never want to eat another fried alligator steak.
Wat mij betreft hoef ik nooit meer een gefrituurde alligatorsteak te eten.

voor zover ik weet

adverb (to my knowledge)

As far as I know, the bank approved the loan. The boss is in his office, as far as I know.
Voor zover ik weet heeft de bank de lening goedgekeurd. Voor zover ik weet zit de baas in zijn kantoor.

chi

noun (Chinese medicine: energy) (Chinese geneeskunde)

The Qi Gong master trained the students to feel the chi flowing through their bodies.

de puntjes op de i zetten

verbal expression (figurative (attend to detail) (figuurlijk)

hoe moet ik dat weten?, weet ik veel?

expression (informal (I don't know) (informeel)

Ik ben het er mee eens

interjection (I am of the same opinion)

“I agree!” Tom said. “You're right!”
"Ik ben het ermee eens", zei Tom. "Je hebt gelijk!"

het gaat goed met mij

interjection (I am well)

I'm fine! But, how are you? "How are you?" - "I'm fine, thanks!"
Het gaat goed met mij! Maar, hoe gaat het met jou? "Hoe gaat het me je?" - "Met mij gaat het goed, dank je!"

Ik heb niets nodig

interjection (informal (I don't need anything)

I'm fine, thanks! I've got everything I need.
Ik heb verder niets nodig, dank je!. Ik heb alles wat ik nodig heb!

ik kom uit

expression (my place of origin is)

I'm from Poland, though I've lived in London for more than ten years now.
Ik kom uit Polen, hoewel ik nu al meer dan tien jaar in Londen woon.

Ik ga

interjection (I am about to leave)

I know I'm late for lunch. I am going now!
Ik weet dat ik te laat ben voor de lunch. Ik ga nu!

nee dank u

interjection (informal (I am satisfied)

Do you need anything? - No, I'm good.

Ik ben blij

interjection (I feel content or satisfied)

I'm happy to spend the holidays with my family this year.

Het spijt me

interjection (apology)

I am sorry, I made a mistake.

Het spijt me

interjection (sympathy)

I am sorry to hear about your mother's accident.

Gecondoleerd met uw verlies

interjection (formal (condolences)

I'm sorry for your loss; your father will be missed by all who knew him.

Neem me niet kwalijk

verbal expression (sorry, excuse me)

I beg your pardon, I didn't realise my chair was on your coat.

Ik denk

expression (I think this is true)

He is very intelligent, I believe.

ik geloof dat

expression (with clause: I think that)

I believe the class begins on Monday.

Ik kan niet wachten!

interjection (I am excited about [sth])

"This time next week we'll be on holiday." "I can't wait!"

ik durf te zeggen

verbal expression (I assume, I think likely)

I daresay you're hungry after your long walk?

ik weet niet

expression (declaration of ignorance)

There is no point asking me; I do not know. I do not know the answer to that complicated math problem!

het maakt me niet uit, het interessert me niet, het kan me niet schelen

verbal expression (It's not important to me.)

Ik weet het niet

interjection (informal (declaration of ignorance)

"Who's that woman talking to your brother?" "I don't know."
"Wie is die vrouw die tegen jouw broer praat?" "Ik weet het niet."

Het maakt mij niet uit.

interjection (informal (I have no preference)

"We can go to the cinema or ten-pin bowling. What do you want to do?" "I don't mind."
"We kunnen naar de bioscoop gaan of bowlen. Wat wil jij doen?" "Het maakt mij niet uit."

Ik vind het niet erg

interjection (informal (I am not upset)

I don't mind if you sit beside me.

ik denk het niet, ik denk van niet

verbal expression (I believe not)

When Tom asked me if Sally was coming to the party I replied "I don't think so".
Toen Tom me vraagde of Sally naar het feest ging komen, zei hij: "Ik denk het niet."

Ik ben vergeten

interjection (I cannot remember)

I've forgotten your name. Could you remind me?

Ik begrijp het

interjection (slang (I understand)

Ah, I got it. Thanks for the explanation!
Ah, ik begrijp het! Bedankt voor de uitleg!

Ik doe het wel

interjection (US, slang (I have the matter in hand)

Don't worry about washing the dishes. I got it.
Maak je geen zorgen over het afwassen. Ik doe het wel.

Ik denk

expression (informal: followed by clause (I suppose that)

I guess you're right. As we can't disprove that he stayed in all day, I guess we will just have to take his word for it.
Ik denk dat je gelijk hebt. Omdat we niet kunnen weerleggen dat hij de hele dag binnen is gebleven, denk ik dat we hem moeten geloven.

Ik haat je!

interjection (I dislike you intensely)

This is not love! I hate you!
Dit is geen liefde! Ik haat je!

Ik moet

auxiliary verb (I must, I am obliged to)

I have to go now, or I'll miss my train. I don't want to go but I have to.
Ik moet nu gaan, anders mis ik mijn trein. Ik wil niet gaan, maar ik moet wel.

Ik weet

interjection (I am already aware)

I know that! You don't have to explain it to me!
Ik weet dat! Je hoeft het me niet uit te leggen!

Ik vind het mooi

interjection (I find it appealing)

What a lovely dress! I like it.

Ik vind jou leuk

interjection (I find you appealing)

I like you. You seem like such a nice person.

Ik hou van je

interjection (declaration of strong affection)

I love you, Mom!
Ik hou van je, mama!

Ik hou van je

interjection (declaration of strong romantic feelings)

I love you and I want to spend the rest of my life with you.
Ik hou van je en wil de rest van mijn leven met jou spenderen.

Ik hou zoveel van je

interjection (great affection)

I love you so much that I can't stand to be apart from you.
Ik hou zoveel van je dat ik het niet kan uitstaan om van je gescheiden te zijn.

Ik bedoel

expression (that is to say)

How are you? I mean, have you recovered completely from your illness?

Ik mis je

interjection (I feel your absence)

I miss you, my darling. Come home soon.
Ik mis je, mijn lieveling. Kom snel thuis.

Ik heb je nodig

interjection (I am dependent on you)

John, I don't just love you, I need you!
John, ik hou niet alleen van je, ik heb je nodig!

Nou!

interjection (UK, dated (well!)

I say, Jeeves! - that was a splendid party, was it not?

Ik wil zeggen

expression (my opinion is as follows)

How can our company save money during this recession? I say we stop hiring and freeze salaries.

Ik snap het

interjection (I understand)

So, you don't like this office? I see. We'll try to get you moved as soon as possible.
Dus je vindt dit kantoor niet leuk? Ik snap het. We zullen proberen je zo snel mogelijk te verhuizen.

Ik geloof van wel

interjection (I believe that to be true)

"Is he coming with us?" "I think so, but let me call him to make sure."

Ik wil je

interjection (informal (I am sexually attracted to you)

I want you. Let's leave this party and go back to my place.

Ik wil

interjection (marriage vow)

"Abigail Smith, will you promise to love this man and be faithful?" "I will."
Abigail Smith, wil je beloven van deze man te houden en hem trouw te blijven? Ik wil

Ik zal je missen

interjection (I will feel your absence)

Goodbye, son. I'll miss you.

Ik zou willen dat

expression (informal (if only)

I wish that we could talk about what's been bothering you.
Ik zou willen dat we konden praten over wat je dwars zit.

Helaas niet

interjection (informal (unfortunately not)

Did I win the lottery? I wish!
Heb ik de loterij gewonnen? Helaas niet!

Ik zou graag willen

expression (polite (I want)

I would like you to be more involved in the community website.
Ik zou graag meer betrokken willen zijn bij de buurt-website. Ik zou graag de coq au vin willen, alstublieft.

d.w.z. (dat wil zeggen)

adverb (Latin, abbreviation (id est: that is) (afkorting)

Only one country, i.e., China, voted against the measure.

ik zou

contraction (colloquial, abbreviation (I would)

I'd like to get married this year.

ik had

contraction (colloquial, abbreviation (I had)

I'd been to France before, but this was the first time I'd visited Paris.

ik zal

contraction (colloquial, abbreviation (I will)

I'll eat dinner at 7:00 tonight.

krijg nou wat!

interjection (potentially offensive, slang (surprise, disbelief) (informeel)

Well, I'll be damned; if it isn't my long-lost sister!

Ik val nog liever dood!

expression (potentially offensive, slang (defiance) (figuurlijk, informeel)

I'll be damned if I'm going to let you take our son!

ik ben

contraction (colloquial, abbreviation (I am)

I'm the best waiter in this restaurant.

ik ben bang van wel, ik vrees van wel

interjection (yes, unfortunately)

Het gaat goed met mij

interjection (slang (I am well)

"How are you?" "I'm good, thanks."
"Hoe gaat het?" "Het gaat goed met mij, dank je."

Ik heb genoeg

interjection (slang (I have, have had enough)

"Would you like another slice of pizza?" "No thanks, I'm good."
"Wil je nog een stuk pizza?" "Nee dank je, ik heb genoeg."

Het spijt me

interjection (informal (I apologize)

I'm sorry for breaking your favorite lamp!
Het spijt me dat ik je favoriete lamp heb gebroken.

Gecondoleerd

interjection (informal (I offer my sympathy)

I am sorry for your loss.
Gecondoleerd met uw verlies.

ik heb

contraction (colloquial, abbreviation (I have)

I've eaten too much. I've been working here for five years.

Ik heb

contraction (colloquial, abbreviation (I have, I own)

I've got a headache. I've got two cats and three dogs.

ID-kaart

noun (informal, abbreviation (identity card)

You'll need to show your ID card to get in.

onovergankelijk werkwoord

noun (abbreviation (grammar: intransitive verb)

vi is the abbreviation for intransitive verb.

wat maakt mij het uit?, wat interesseert mij het?

interjection (I don't care)

If you want to ruin your life by quitting school, what do I care?

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van I in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van I

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.