Wat betekent limpia in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord limpia in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van limpia in Spaans.

Het woord limpia in Spaans betekent ruitenwisser, de boel opruimen, de rommel opruimen, reinigen, schoonmaken, schoonmaken, opruimen, schoonmaken, uitwassen, schoonmaken, afstoffen, met shampoo reinigen, met shampoo schoonmaken, schoonmaken, opdeppen, schoonvegen, opruimen, schoonmaken, poetsen, schoonmaken, afruimen, opnemen, absorberen, afvegen, dweilen, zwabberen, reinigen, zuiveren, afstoffen, uitkloppen, uitmesten, afruimen, vrijmaken, opschonen, opruimen, zuiveren, afvegen, wegvegen, vegen, schoon, onbevlekt, zuiver, rein, net, eerlijk, fair, clean, net, regelmatig, zuiver, schoon, zuiver, zuiver, schoon, clean, eerlijk, sportief, netjes, keurig, verzorgd, sportief, onbezoedeld, heel, volledig, netto, bloedeloos, vlekkeloos, met blote handen, keurig, netjes, met blote handen, persoon die met een schuurspons schoonmaakt. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord limpia

ruitenwisser

Los limpiaparabrisas luchaban por mantener el cristal despejado de la lluvia tan intensa.

de boel opruimen, de rommel opruimen

verbo intransitivo (casa)

Debemos limpiar antes de que lleguen los invitados.

reinigen, schoonmaken

verbo transitivo

¿Qué usas para limpiar tu equipo de laboratorio?

schoonmaken, opruimen

(lugar)

Jack limpió el establo y le dio de comer a los caballos.

schoonmaken

verbo transitivo

Siempre uso lavandina cuando limpio la cocina.

uitwassen

¿Crees que podremos limpiar la mancha de tinta?

schoonmaken

Límpiate la cara y cámbiate la ropa antes de cenar.

afstoffen

verbo intransitivo

Amanda ha estado limpiando toda la mañana.

met shampoo reinigen, met shampoo schoonmaken

verbo transitivo

Contratamos profesionales para limpiar las alfombras.

schoonmaken

Lavé el auto con la manguera para limpiar la suciedad.

opdeppen

verbo transitivo (figurado)

Sírvelo con mucho pan para limpiar tanta salsa.

schoonvegen

verbo transitivo

Limpié el barro de mis botas.

opruimen

verbo transitivo (figurado)

El gobernador prometió limpiar la ciudad y poner fin a la red de trata.

schoonmaken, poetsen

Tu cocina está inmaculada, sé que te debe gustar limpiar.

schoonmaken

El camarero limpió la mesa y se llevó los platos.

afruimen

Si despejas la mesa podemos jugar a las cartas ahí.

opnemen, absorberen

Usó un trozo de pan para embeber los restos de la sopa.

afvegen

dweilen, zwabberen

Kyle fregó el piso después de su turno.

reinigen, zuiveren

(figuurlijk, biecht)

La confesión está hecha para purificarte de tus pecados.

afstoffen, uitkloppen

Richard desempolvó la biblioteca.

uitmesten

(fig., v. kast)

Anita vació los armarios y se preparó para la mudanza.

afruimen

Serviré la cena y tú recoges cuando acaben de comer.

vrijmaken, opschonen, opruimen

(quitar piedras, raíces, etc. antes de arar)

Vamos a desbrozar el terreno y luego plantaremos césped nuevo.

zuiveren

Depuramos el aire con un filtro.

afvegen, wegvegen, vegen

Después de la cena, James le pasó un trapo a la mesa.

schoon

adjetivo

Necesito ponerme una camisa limpia.

onbevlekt

zuiver, rein

adjetivo

La muestra está totalmente limpia, sin contaminar.

net, eerlijk, fair

adjetivo

El árbitro quiere un combate limpio.

clean

adjetivo (drogas)

Mi amigo lleva limpio un año.

net, regelmatig, zuiver

adjetivo

La sierra hizo un corte limpio a través del árbol.

schoon, zuiver

adjetivo (figurado)

El oficial de policía hace su tarea con una conciencia limpia.

zuiver, schoon

Respiramos el aire limpio del bosque.

clean

(drogas)

Tenía un problema con las drogas, pero ahora llevo cinco años limpio.

eerlijk, sportief

adverbio

No me gusta jugar fútbol con ellos. No juegan limpio.

netjes, keurig, verzorgd

Seth siempre mantuvo su recámara aseada.

sportief

(figuurlijk)

No creo que Jim haga trampa; es un hombre justo y generalmente muy honesto.

onbezoedeld

heel, volledig

Los ladrones se llevaron un millón neto.

netto

Harás veinte mil netos.

bloedeloos

vlekkeloos

met blote handen

(figuurlijk)

keurig, netjes

(ook figuurlijk)

met blote handen

locución verbal (béisbol)

persoon die met een schuurspons schoonmaakt

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van limpia in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.