Wat betekent travaux in Frans?

Wat is de betekenis van het woord travaux in Frans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van travaux in Frans.

Het woord travaux in Frans betekent baan, opdracht, klus, werk, werk, werk, werk, werk, werkplaats, werkplek, werkstuk, werk, arbeid, werkstuk, in dienst zijn, weeën, werkzaamheid, werkdruk, beroep, zwaar werk, gezwoeg, vakmanschap, inspanning, moeite, lesstof, werk-, vervelend karwei, administratie, houtbewerking, slavenarbeid, te veel laten werken, overall, overal, overall, huiswerk, overwerkt, inzetbaar, overbelast, arbeidsintensief, werkloos, op het werk, uniform, werkplek, samenwerking, kladblok, workaholic, schoolwerk, voorbereidend werk, werkdag, werkruimte, collega, werkbank, ijver, vlijt, bijverdienen, werkplek, werkblad, klaswerk, werk als griffier, informatievergaring, metaalbewerking, houtsnijkunst, werkweek, penseelstreken, harde werker, ploeteraar, zwoeger, broodschrijverij, handwerk, thuiswerkend, draagbaar toetsenbord, stukwerk, graafwerk, vlechtwerk, dagarbeid, arbeidsverdeling, taakverdeling, goede werk, werkkamp, arbeidsovereenkomst, 1 mei, Dag van de Arbeid, ploegendienst, dienst, werkhypothese, harde werk, taakstraf, werkstroom, arbeidswet, kantoorbaan, ongeschoolde arbeid, arbeidsverhoudingen, werkvergunning, een baan houden, ergens iets moois van maken, goedgekeurd om te werken. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord travaux

baan

(singulier seulement)

Je dois trouver un nouveau travail.

opdracht

nom masculin

En tant que traductrice, je fais deux ou trois travaux par semaine.

klus

J'ai un petit travail pour toi si tu as cinq minutes.

werk

Quel est ton travail ? Je suis dentiste.

werk

La banque fournit du travail à beaucoup de monde.

werk

nom masculin

Tout le travail qu'il a fait sur la voiture a fini par payer.

werk

Les cueilleurs de pommes font un travail épuisant, du matin au soir.

werk

nom masculin (tâche)

Je n'aime pas ce travail. Est-ce que je peux faire quelque chose d'autre ?

werkplaats, werkplek

(lieu de travail)

Là, c'est son travail. Oui, cet immeuble là-bas.

werkstuk

nom masculin

Les élèves amenèrent leurs travaux jusqu'au banc.

werk

Le travail était apparemment bien fait.

arbeid

nom masculin (Physique) (natuurkunde)

En physique, le travail concerne le transfert d'énergie.

werkstuk

(Construction)

Ce tunnel est un bel ouvrage d'ingénierie.

in dienst zijn

nom masculin

Les diplômés d'université n'ont souvent pas la moindre idée de ce à quoi ressemble le monde du travail.

weeën

nom masculin (accouchement)

Le travail de Megan n'a duré que deux heures avant l'arrivée du bébé.

werkzaamheid

nom masculin

Le travail dans l'atelier semble désorganisé mais les ouvriers construisent des automobiles de manière efficace.

werkdruk

J'ai un travail fou ce semestre !

beroep

Christine trouve sa profession d'écrivain très satisfaisante.

zwaar werk, gezwoeg

(littéraire)

Il est agréable de se détendre une fois que le labeur de la journée terminé.

vakmanschap

(expertise)

Regarde le niveau de maîtrise du métier de cette sculpture sur bois ! C'est tellement détaillé.

inspanning, moeite

(difficile)

Seul un dur labeur fera de ce projet une réussite.

lesstof

(Scolaire : collège/lycée)

Il a fini ses travaux pour son master, mais il lui reste toujours à boucler sa thèse.

werk-

locution adjectivale (in samenstelling)

Il a eu un permis de travail en juillet.

vervelend karwei

Les problèmes de maths, c'est vraiment la corvée.

administratie

houtbewerking

slavenarbeid

te veel laten werken

overall

Il portait une salopette au travail.

overal, overall

(pour travailler ou non)

La salopette du fermier était couverte de boue.

huiswerk

(Scolaire)

Ma fille a beaucoup de devoirs.

overwerkt

inzetbaar

locution adjectivale

overbelast

(service, personne) (figuurlijk)

arbeidsintensief

locution adjectivale

werkloos

La fermeture des mines d'étain à mené beaucoup d'hommes au chômage.

op het werk

locution adverbiale

Bob ne regarde jamais ses mails personnels au travail.

uniform

Tout le personnel dans ce magasin porte un uniforme.

werkplek

nom masculin

Il est important d'avoir un lieu de travail où on se sente bien ; après tout, on y passe beaucoup de temps !

samenwerking

nom masculin

La direction encourage le travail d'équipe entre les services.

kladblok

nom féminin

workaholic

(informeel, anglicisme)

Sarah est une accro du travail (or: du boulot) qui reste tard au bureau presque tous les jours.

schoolwerk

nom masculin

L'enseignante était fière de l'impressionnant travail scolaire réalisé par ses élèves.

voorbereidend werk

werkdag

nom féminin

werkruimte

nom masculin

collega

Frank s'entend généralement bien avec ses collègues de l'usine.

werkbank

nom masculin

L'appartement a de magnifiques plans de travail en granit.

ijver, vlijt

bijverdienen

nom masculin

werkplek

werkblad

nom masculin

klaswerk

nom masculin

werk als griffier

informatievergaring

nom masculin (recherche, enquête)

metaalbewerking

nom masculin

houtsnijkunst

nom masculin

werkweek

nom féminin

penseelstreken

harde werker

nom masculin (familier)

ploeteraar, zwoeger

nom masculin

broodschrijverij

nom masculin (péjoratif) (journalistiek)

handwerk

nom masculin

thuiswerkend

draagbaar toetsenbord

nom masculin (posé sur les genoux)

stukwerk

nom masculin (betaling per eenheid)

graafwerk

nom masculin

vlechtwerk

dagarbeid

Le travail à la journée prend une part de plus en plus importante dans l'économie parallèle aux États-Unis.

arbeidsverdeling, taakverdeling

nom féminin

La répartition des tâches n'est pas équitable, nous avons deux fois plus de travail que les autres.

goede werk

Le patron de Chloé l'a félicitée pour son excellent travail.
ⓘCette phrase n'est pas une traduction de la phrase originale. Haar baas feliciteerde haar voor het goede werk.

werkkamp

nom masculin

Auschwitz fut d'abord un camp de travail.

arbeidsovereenkomst

nom masculin

Cette année, les enseignants espèrent négocier un contrat de travail plus équitable.

1 mei, Dag van de Arbeid

La plupart des pays du monde fêtent les travailleurs le premier mai, mais les États-Unis célèbrent la fête du Travail en septembre.

ploegendienst, dienst

nom masculin pluriel

Mes horaires de travail habituels sont 8 h 30 - 17 h, mais je travaille parfois de midi à 20 heures à la place.

werkhypothese

nom féminin

L'idée du professeur Smith n'est qu'une simple hypothèse de travail.

harde werk

Nous voudrions vous féliciter pour votre travail acharné pour l'entreprise au cours de toutes ces années.
We willen u graag prijzen voor uw harde werk voor het bedrijf in de afgelopen jaren.

taakstraf

Il a dû faire 100 heures de travaux d'intérêt général.

werkstroom

nom masculin

arbeidswet

kantoorbaan

nom masculin

ongeschoolde arbeid

nom masculin

arbeidsverhoudingen

nom féminin pluriel

Les relations de travail sont difficiles si les travailleurs peuvent être mis à la porte n'importe quand avec ou sans raison.

werkvergunning

nom masculin

Il a été déporté dans son pays d'origine parce qu'il n'avait pas de permis de travail.

een baan houden

locution verbale

Après des années de chômage, John a réussi à garder un emploi à la poste. Je n'arrive jamais à garder un travail.

ergens iets moois van maken

(informeel)

Tim a bien réussi à peindre la maison.

goedgekeurd om te werken

locution verbale

Laten we Frans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van travaux in Frans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Frans.

Ken je iets van Frans

Frans (le français) is een Romaanse taal. Net als Italiaans, Portugees en Spaans, komt het uit het populaire Latijn, dat ooit in het Romeinse rijk werd gebruikt. Een Franstalig persoon of land kan een "Franstalig" worden genoemd. Frans is de officiële taal in 29 landen. Frans is de vierde meest gesproken moedertaal in de Europese Unie. Frans staat op de derde plaats in de EU, na Engels en Duits, en is na Engels de meest onderwezen taal. De meerderheid van de Franstalige wereldbevolking woont in Afrika, met ongeveer 141 miljoen Afrikanen uit 34 landen en gebieden die Frans als eerste of tweede taal spreken. Frans is de tweede meest gesproken taal in Canada, na Engels, en beide zijn officiële talen op federaal niveau. Het is de eerste taal van 9,5 miljoen mensen of 29% en de tweede taal van 2,07 miljoen mensen of 6% van de gehele bevolking van Canada. In tegenstelling tot andere continenten is het Frans in Azië niet populair. Momenteel erkent geen enkel land in Azië Frans als officiële taal.