Wat betekent bajar in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord bajar in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van bajar in Spaans.

Het woord bajar in Spaans betekent dalen, van iets af dalen, dalen, downloaden, zinken, zakken, bezinken, inzakken, naar beneden komen, uitstappen, naar beneden halen, neerhalen, verlagen, dalen, lager zetten, lager doen, iets naar beneden klappen, naar beneden, omlaag, af, afdingen op, korting geven, zakken, dalen, vallen, zakken, naar het zuiden, omlaag, naar beneden, minder emotioneel maken, verlagen, teruglopen, afnemen, afdalen, naar beneden gaan, aflopen, naar beneden klimmen, verlagen, reduceren, afnemen, verminderen, afnemen, hellen, schuin lopen, laten afdalen, naar beneden doen/laten gaan, dimmen, afkoelen, dalen, kelderen, bedaren, afnemen, vallen, dalen, zakken, dalen, uitstappen, afstappen, kleineren, vernederen, beffen, uitladen, lossen, degraderen, verlagen in rang, gewicht verliezen, iets laten zakken, vertragen, verlof, buigen, het hoofd laten hangen, iemand van zijn voetstuk stoten, afvallen, afslanken, sluipen, glippen, stoten, van boord gaan, zachter praten, naar beneden gaan, minderen, naar beneden kijken, rustig doen, versimpelen, openritsen, iem. één voor één neerschieten, verlof, afkoelen, rustig worden, de getuigenbank verlaten, degraderen tot, versimpelen, vereenvoudigen, verlagen, terugbrengen, naar het laagste punt brengen, de bal met de borst spelen bij voetbal, laten zakken, verzwakken, buigen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord bajar

dalen

Sigue bajando hasta que llegues a la base de la montaña.

van iets af dalen

(escalera, colina, etc) (trap, heuvel)

Si bajas estas escaleras, llegarás al sótano.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Hij daalt van de trap af.

dalen

verbo intransitivo (figurado)

Los precios han bajado en esta tienda.
De prijzen zijn gedaald in deze winkel.

downloaden

Robert descargó una película para verla por la noche.

zinken, zakken, bezinken, inzakken

verbo transitivo

Los vecinos podrán volver cuando baje el agua.

naar beneden komen

verbo intransitivo

Sube y dile a tu hermana que baje a cenar.

uitstappen

verbo intransitivo

El conductor bajó del camión para revisar las ruedas.
De vrachtwagenchauffeur stapte uit uit zijn cabine om de banden te inspecteren.

naar beneden halen

verbo transitivo

Bajó la caja del estante.

neerhalen

verbo transitivo (figurado, coloquial)

verlagen

verbo transitivo

La tienda baja los precios para las rebajas.

dalen

verbo intransitivo

El precio de la gasolina volvió a bajar.

lager zetten, lager doen

verbo transitivo

Por favor, ¡baja el volumen de la radio!

iets naar beneden klappen

Una vez en el avión, bajó los reposabrazos y se ajustó el cinturón.

naar beneden, omlaag, af

Bajaron la montaña.

afdingen op

Le bajó el precio hasta los $45.

korting geven

verbo transitivo

A este vestido le falta un botón. ¿Podías bajar un poco el precio?

zakken, dalen

El nivel del agua bajará con la bajamar.

vallen, zakken

Han bajado las existencias hoy.

naar het zuiden

Este año bajaremos a Italia para pasar las vacaciones.

omlaag, naar beneden

verbo intransitivo

Los precios han bajado en las últimas semanas.

minder emotioneel maken

verbo transitivo

Deberías bajar el nivel emocional de ese escrito.

verlagen

verbo transitivo

Puedes bajar el tono aflojando las cuerdas de la guitarra.

teruglopen, afnemen

(producción)

El proyecto empezó bien, pero entonces se topó con problemas y empezó a decaer.

afdalen, naar beneden gaan

Empezó a nevar y decidimos descender.

aflopen

(van nummers)

La tasa de infecciones de VIH finalmente ha empezado a decrecer.

naar beneden klimmen

Si el gato se subió al árbol, seguro que también puede bajarse.

verlagen, reduceren

El banco ha reducido el interés de nuestra hipoteca.

afnemen, verminderen

La venta de computadoras de escritorio ha disminuido con los años porque todos prefieren las portátiles.

afnemen

La fuerza de Susan empezó a decaer cuando vio la línea de meta.

hellen, schuin lopen

El terreno subía levemente lejos de la casa.

laten afdalen, naar beneden doen/laten gaan

Empecé a descender por la colina y me di cuenta de que no tenía frenos.

dimmen

Las luces en el teatro se atenuaron cuando se abrió el telón.

afkoelen

El clima refrescó de repente.

dalen, kelderen

(acciones) (financieel)

Los precios de la vivienda han caído tras la crisis financiera.

bedaren, afnemen

Los gritos fueron apagándose cuando la estrella de rock empezó a cantar.

vallen, dalen

Los precios de las acciones bajaron temporalmente esta tarde.

zakken, dalen

verbo intransitivo

La carretera subía y bajaba continuamente hasta llegar al mar.

uitstappen, afstappen

Aquí es común que los pasajeros le agradezcan al conductor cuando se bajan del bus.

kleineren, vernederen

locución verbal (coloquial)

Frank era un poco pedante al principio, pero el nuevo maestro le bajó los humos.

beffen

(vulgar; a una mujer) (slang)

Ella no quiere tener sexo con él, pero lo deja que le coma el coño.
Ze wil geen seks met hem hebben, maar ze laat hem haar beffen.

uitladen, lossen

(un vehículo)

¿Alguien está disponible para ayudarme a descargar la camioneta?

degraderen, verlagen in rang

Degradaron al oficial por conducta inmoral.

gewicht verliezen

Si quieres adelgazar, come menos y haz más ejercicios.

iets laten zakken

La chica tiró una cuerda y su novio trepó hasta su habitación.

vertragen

Frenó el coche para ver el accidente.

verlof

(ES) (scheepvaart)

Todos los marineros tendrán un franco de ría en Dover.

buigen

locución verbal

Bajé la cabeza para no dármela contra el dintel.

het hoofd laten hangen

locución verbal (uit schaamte)

El acusado bajó la cabeza cuando el juez pronunció la sentencia.
De beschuldigde liet zijn hoofd hangen toen de rechter zijn straf uitsprak.

iemand van zijn voetstuk stoten

locución verbal (figurado) (figuurlijk)

Perder apenas empezado el campeonato lo bajó de la nube.

afvallen, afslanken

locución verbal

El doctor le recomendó que bajara de peso.

sluipen, glippen

Los niños bajaron a hurtadillas durante la madrugada del día de Navidad para ver si Papá Noel había llegado.

stoten

(roofvogel)

El águila bajó en picada hacia el conejo.

van boord gaan

(vliegtuig)

zachter praten

Mejor hablemos más bajo o vamos a despertar al bebé.

naar beneden gaan

locución verbal

Cualquier pelota que se suelte en un plano inclinado, bajará la pendiente.

minderen

Si no puedes dejar de fumar, al menos podrías tratar de reducir el consumo.

naar beneden kijken

Gary miraba para abajo (or: miraba hacia abajo) avergonzado mientras la maestra lo regañaba.

rustig doen

verbo transitivo

Por favor, bajad la voz, que no se oye nada.

versimpelen

locución verbal

Hoy en día las noticias están bajando el nivel, con más fotos de celebridades que noticias reales.

openritsen

(ES)

Louise abrió la cremallera de su chaqueta y se la quitó.

iem. één voor één neerschieten

locución verbal (AR, coloquial)

El policía bajó de a uno a los ladrones del banco.
De scherpschutter van de politie schoot de bankrovers één voor één neer.

verlof

(duración) (scheepvaart)

Cuando a los marineros les dan permiso para bajar a tierra los bares del puerto ganan mucho dinero.

afkoelen

locución verbal (figurado) (figuurlijk)

Tuvo que sentarse unos minutos para bajar revoluciones.

rustig worden

verbo transitivo

Los negocios siempre bajan el ritmo después de Año Nuevo.

de getuigenbank verlaten

locución verbal

Cuando acabé de declarar, el juez me pidió que bajara del estrado.

degraderen tot

Sin previo aviso, degradaron a Chuck de encargado a cajero.

versimpelen, vereenvoudigen

Deberías bajar el nivel de tu presentación para esta audiencia.

verlagen, terugbrengen

(van niveau)

La velocidad de los vientos disminuyó y el instituto de meteorología bajó de categoría la tormenta.

naar het laagste punt brengen

locución verbal (aeronáutica)

El piloto bajó en picado hasta dos mil pies.

de bal met de borst spelen bij voetbal

locución verbal

Bajó el balón con el pecho.

laten zakken, verzwakken

locución verbal

Bajó la guardia en cuanto se dio cuenta de que era un amigo.

buigen

(van hoofd)

Los fieles inclinaron la cabeza para rezar.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van bajar in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.