Wat betekent impuestos in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord impuestos in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van impuestos in Spaans.

Het woord impuestos in Spaans betekent dwingen, opdringen, geven, dicteren, voorschrijven, opdringen, opleggen, doordrukken, vestigen, heffen, opleggen, opleggen, bevelen, iets vastleggen, belasting, heffing, impost, belasting, belasting, taks, heffing, inkomstenbelasting, omzetbelasting, successierecht, tarief, onroerendgoedbelasting, toegebracht, de handen opleggen, beboeten, opnieuw opleggen, aanpraten, opdringen, opnieuw opleggen, zich een weg banen, zichzelf vooruit drijven, opdringen, forceren, met geweld doorzetten. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord impuestos

dwingen, opdringen

verbo transitivo

El municipio impuso un nuevo impuesto al aparcamiento.

geven

verbo transitivo

Él impuso un castigo a toda la clase.

dicteren, voorschrijven

El consultor trató de imponer los términos del pago.

opdringen

Este es un mal momento para imponer nuevos impuestos a los trabajadores.

opleggen

verbo transitivo

El gobierno impuso un cargo por solicitar una licencia de conducir.

doordrukken

verbo transitivo (figuurlijk)

A fuerza de persuasión, logramos imponer nuestro criterio.

vestigen

La policía impuso el orden en la ciudad.

heffen, opleggen

verbo transitivo (impuestos)

El gobierno impone tributos al principio de cada año.

opleggen, bevelen

(algo a alguien)

El decreto ordenó que todos los hombres mayores de 16 se alistasen en el ejército.

iets vastleggen

Ser buen padre implica establecer reglas claras.

belasting, heffing

nombre masculino

El gobierno tiene que aumentar los impuestos.

impost

nombre masculino

belasting

nombre masculino

No tienes que pagar impuestos en el alcohol que compras en el aeropuerto.

belasting, taks, heffing

nombre masculino

El país tenía un impuesto a las importaciones sobre todos los aparatos electrónicos.

inkomstenbelasting

nombre masculino

Ella ganó mucho dinero el año pasado, pero también pagó mucho en impuestos.

omzetbelasting

nombre masculino

¿Se cobra impuesto de ventas en los alimentos?

successierecht

nombre masculino

Ella tuvo que pagar muchos impuestos en la sucesión de su madre cuando esta murió.

tarief

(sobre productos de importación)

El gobierno está intentando minimizar los obstáculos al comercio reduciendo los aranceles.

onroerendgoedbelasting

Se impone una tasa sobre los negocios.

toegebracht

adjetivo

de handen opleggen

(bij genezing)

Cuando el predicador impuso sus manos sobre él, pudo caminar sin las muletas.

beboeten

opnieuw opleggen

locución verbal

aanpraten

No me endilgues tus problemas; ¡soluciónalos tú mismo!

opdringen

locución verbal

opnieuw opleggen

locución verbal

zich een weg banen, zichzelf vooruit drijven

(figurado)

Los padres impusieron una carrera en derecho a Imogen desde que era pequeña.

opdringen

Sin importar cuál sea el tema de la conversación, Max siempre impone sus opiniones políticas.

forceren

(figuurlijk)

Jack siempre consigue imponer sus opiniones religiosas.

met geweld doorzetten

Siempre impone el tema de la Segunda Guerra Mundial en todas las conversaciones.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van impuestos in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.