Wat betekent mal in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord mal in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van mal in Portugees.

Het woord mal in Portugees betekent kwaad, kwaad, slecht, nauwelijks, nauwelijks, nauwelijks, bijna niet, slecht, slecht, schadelijk, slecht, stinkend, ziek, beroerd, slecht, slechte, vraagstuk, slapjes, kwakkelig, kwaad, kattenkwaad, uit vorm, mopperig, slechtgehumeurd, niet in evenwicht, onaangepast, ondankbaar, dwars, humeurig, slordig, slonzig, verwend, misverstand, malaise, BSE, misselijkheid, ondankbaar persoon, mishandelen, verknoeien, verknallen, verprutsen, onleesbaar, schurftig, slecht geregeld, gebroken, gebrekkig, door geesten geteisterd, eng, spookachtig, griezelig, arm, krap bij kas, chagrijnig, kwijt, kwijtgeraakt, niet bij elkaar passend, prikkelbaar, humeurig, chagrijnig, humeurig, knorrig, nors, prikkelbaar, opvliegend, ondankbaar, onderbetaald, niet gaar, niet gaar, prikkelbaar, lichtgeraakt, niet slecht, niet zo heel slecht, slechtgemanierd, onbeleefd, in voor- en tegenspoed, kwaad, Ik kan niet wachten!, misverstand, spookhuis, achterklap, knoeiwerk, prutswerk, haast niet kunnen wachten, bijna niet kunnen wachten, van kwaad tot erger gaan, iem. misselijk maken, kwaadspreken over, zich moeilijk kunnen veroorloven, zich misdragen, verkeerd delen, ziek worden, verkeerd begrijpen, verkeerd interpreteren, slecht regelen, niet goed verstaan, niet goed horen, verkeerd beoordelen, verkeerd aanpakken, slecht aanpakken, verkeerd lezen, onderbetalen, zich verrekenen, verkeerd toepassen, onjuist toepassen, kwaadspreken over, verkeerd begrijpen, verkeerd begrijpen, misser, slecht spelen, oké, goed, onbeleefd, onhoffelijk, impopulair, prikkelbaar, berucht, notoir, slecht gepland, hatelijk, spookhuis, iem. doen walgen, piepen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord mal

kwaad

substantivo masculino

Muitos religiosos acreditam nos conceitos de bem e de mal.

kwaad

substantivo masculino (coisa ruim)

Ele escolheu o menor dos dois males.

slecht

advérbio

Que pena que as coisas acabaram tão mal para você.

nauwelijks

Mal tem comida suficiente para todo mundo na festa.

nauwelijks

O gatinho mal era maior do que a palma da minha mão.

nauwelijks, bijna niet

Tim era um empreendedor brilhante; ele mal tinha vinte anos quando ganhou seu primeiro milhão.

slecht

advérbio

Eu estava cansado e fui mal na prova.

slecht, schadelijk

Fumar faz mal.

slecht

advérbio

Eu toco piano muito mal.

stinkend

adjetivo (cheiro)

ziek, beroerd

advérbio

Depois da quebra no mercado, a empresa mal podia se dar ao luxo de má publicidade.

slecht

advérbio

As crianças se comportam mal quando estão cansadas demais.

slechte

substantivo masculino

Temos que aceitar o mal e o bem.

vraagstuk

Os jovens esperam pôr um fim aos males da fome e da pobreza.

slapjes, kwakkelig

adjetivo (informeel)

kwaad

Eu sei a diferença entre certo e errado.

kattenkwaad

(ações chatas)

Ricardo sempre fazia travessura quando era criança.

uit vorm

(informal)

mopperig, slechtgehumeurd

adjetivo

niet in evenwicht

onaangepast

(psicologicamente mal-adaptado) (emotioneel, sociaal)

ondankbaar

dwars

humeurig

adjetivo

slordig, slonzig

verwend

misverstand

substantivo masculino (má comunicação)

Raquel teve um mal-entendido com a professora e fez o projeto errado.

malaise

substantivo masculino

BSE

misselijkheid

ondankbaar persoon

mishandelen

verknoeien, verknallen, verprutsen

(trabalho mal feito) (informeel)

onleesbaar

(figurativo) (slecht geschreven)

schurftig

(figuurlijk)

slecht geregeld

(mal preparado)

gebroken, gebrekkig

door geesten geteisterd

adjetivo (casa)

eng, spookachtig, griezelig

(assustador: fantasmas)

A casa velha e abandonada era mal-assombrada, John tinha certeza de que era amaldiçoada.

arm

(financeiramente)

ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Ze verdient niet veel en ze heeft het niet breed.

krap bij kas

chagrijnig

adjetivo

O bebê sempre fica irritado quando acorda pela manhã.

kwijt, kwijtgeraakt

adjetivo (perdido)

niet bij elkaar passend

(unido de maneira inadequada)

prikkelbaar, humeurig

adjetivo

chagrijnig, humeurig

knorrig, nors

(rude, mal-humorado)

prikkelbaar, opvliegend

adjetivo

ondankbaar

adjetivo

onderbetaald

locução adjetiva (sem receber dinheiro suficiente)

niet gaar

locução adjetiva (não suficientemente cozido)

niet gaar

locução adjetiva (não suficientemente cozido)

prikkelbaar, lichtgeraakt

adjetivo

niet slecht

niet zo heel slecht

expressão (figurado, expressão de contentamento)

slechtgemanierd, onbeleefd

in voor- en tegenspoed

locução adverbial (qualquer que seja o resultado)

kwaad

interjeição

Ik kan niet wachten!

expressão

"Nessa hora, na próxima semana, estaremos de folga." "Mal posso esperar!"

misverstand

substantivo masculino

spookhuis

(BRA, casa ocupada por fantasma)

Barulhos estranhos vieram da casa mal-assombrada tarde da noite.
Vreemde geluiden kwamen uit het spookhuis laat in de nacht.

achterklap

(informal)

knoeiwerk, prutswerk

(mal feito) (informeel)

haast niet kunnen wachten, bijna niet kunnen wachten

expressão

Mal posso esperar pelo meu aniversário! O dia tem sido tão ruim, mal posso esperar que ele acabe.

van kwaad tot erger gaan

expressão

Desde que comprei aquele livro de autoajuda minha vida tem ido de mal a pior.
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Net als dingen leken beter te worden, gingen ze van kwaad tot erger!

iem. misselijk maken

kwaadspreken over

expressão verbal

zich moeilijk kunnen veroorloven

expressão

A terrível situação financeira de Bill significava que ele mal podia pagar pelas férias.

zich misdragen

locução verbal

verkeerd delen

locução verbal (jogo de cartas) (kaarten)

ziek worden

verkeerd begrijpen, verkeerd interpreteren

(BRA)

Brian entendeu errado quando Lauren o convidou para um almoço e veio para o café da manhã.

slecht regelen

niet goed verstaan, niet goed horen

verkeerd beoordelen

verkeerd aanpakken, slecht aanpakken

verkeerd lezen

(ler incorretamente)

onderbetalen

locução verbal (pagar insuficientemente)

zich verrekenen

verkeerd toepassen, onjuist toepassen

locução verbal

kwaadspreken over

(informal: difamar)

verkeerd begrijpen

verkeerd begrijpen

misser

expressão verbal (esportes com bola) (sport)

slecht spelen

(sport)

oké, goed

Tudo bem. Poderei resolver o problema amanhã.

onbeleefd, onhoffelijk

adjetivo

Ela sempre foi muito ágil a lidar com alunos desrespeitosos.

impopulair

adjetivo

prikkelbaar

adjetivo

berucht, notoir

locução adjetiva (de má reputação)

slecht gepland

locução adjetiva (mal planejado)

hatelijk

adjetivo (pessoa)

spookhuis

(BRA)

De twee meisjes kwamen krijsend en lachend uit het spookhuis.

iem. doen walgen

(figurado)

piepen

expressão (fig., informeel)

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van mal in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.