Wat betekent soyez in Frans?

Wat is de betekenis van het woord soyez in Frans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van soyez in Frans.

Het woord soyez in Frans betekent wezen, bestaan, zijn, zelf, staan, liggen, zitten, hangen, zijn, zijn, ... zijn, ... zijn geworden, zijn, hebben, zijn, b, zijn, betekenen, hebben, zijn, aan het ... zijn, tellen, gaan, deelbaar zijn door, gaan naar, grof, onbeleefd, persoonlijk, intiem, niet wetende, niet bewust, afwezig, absent, zuinig, spaarzaam, ambivalent, ongezien, onwel, naar de haaien, naar de mallemoer, overwinnelijk, verslaanbaar, vriendelijk, aardig, verkiesbaar, te rangschikken, verzadigbaar, te redden, te onderdrukken, zeldzaam, misschien, wellicht, misschien, wellicht, mogelijk, misschien, wellicht, welkom, succes, eigendom, welzijn, verwarring, versuftheid, wrok, rancune, wrevel, partnerschap, slavernij, onderworpenheid, teleurstelling, allergie, fetisj, waarneming, vaderschap, opschudding, beroering, zekerheid, opwinding, vaderschap, cheerleaden, aanval van duizeligheid, goede moed, welzijn, stuiptrekkingen, moeten, het woord voeren, het woord doen, verliefd op, huren, hangen, zweven, ziek zijn, samenspannen, aarzelen, weifelen, schokken, oververhit raken, aansterken, herstellen, surveilleren, onderhandelen, dommelen, soezen, afbranden, behoren tot, lukken, slagen, goed gaan, opgroeien, hebben, bezitten, iets beamen, goedkeuren, iets antidateren, antidateren, antedateren, sneller gaan dan, te slim af zijn, sneller gaan dan, harder gaan dan, verstoft, roestig, uit vorm, bleekjes, pips, onzeker, misschien, mogelijk, doelstelling, verhouding, relatie, verkering, verslaving, erkenning, schommeling, afwijking, bron. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord soyez

wezen

Beaucoup de gens croient que la galaxie est remplie d'êtres doués d'intelligence.

bestaan

nom masculin (philosophie)

Les philosophes débattent de la signification de l'être.

zijn

Barry est malade.

zelf

(nature profonde)

Theresa déteste les menteurs de tout son être.

staan, liggen, zitten, hangen

(naargelang positie)

Le beurre est sur la table.

zijn

(wanneer)

La pièce est à huit heures.

zijn

verbe intransitif (métier)

Elle est officier de police.

... zijn, ... zijn geworden

verbe intransitif (au passif) (met vd: passief verleden)

Mon portefeuille a été volé hier.

zijn

(familier) (kosten)

C'est sept dollars.

hebben

(pour former le passé)

Nos avons gagné la course.

zijn

verbe intransitif

Je suis pour la nouvelle loi.

b

verbe intransitif (informeel, sms-taal)

Tu seras chez toi ce soir ?

zijn

verbe intransitif (d'une certain dimension)

Les pêches sont petites cette saison.

betekenen

verbe transitif

C'est la guerre !

hebben

Elle a une très forte personnalité.

zijn

(âge) (leeftijd)

Robert a dix ans.

aan het ... zijn

(met infinitief)

Teresa mange en ce moment.

tellen

Tout ce que dit Mike est valable (or: C'est Mike qui commande).

gaan

Un quart de leurs revenus est alloué à la nourriture.

deelbaar zijn door

(Mathématiques)

Quatre-vingt-quatre est-il divisible par six ?

gaan naar

(récompense) (prijs)

Et l'Oscar est attribué à Steve McQueen !

grof, onbeleefd

C'est une chose impolie à dire.

persoonlijk, intiem

(endroit, secret, relation,...)

niet wetende, niet bewust

Je croyais que Nathan savait que sa fille sortait boire, mais apparemment il l'ignorait.

afwezig, absent

zuinig, spaarzaam

(personne : familier)

ambivalent

(attitude, sentiments)

Nous devons convaincre les voteurs ambivalents de prendre une décision rapidement.

ongezien

onwel

naar de haaien, naar de mallemoer

(très familier) (informeel)

overwinnelijk, verslaanbaar

vriendelijk, aardig

(un peu familier)

Kate est sympa avec tous ses collègues.

verkiesbaar

(qui peut être élu)

Pour être éligible à ce poste, il faut avoir plus de 21 ans.

te rangschikken

(qui peut être classé)

verzadigbaar

(rare)

te redden

te onderdrukken

(envie, révolte)

zeldzaam

De nos jours, les cabines téléphoniques publiques sont rares.

misschien, wellicht

adverbe

Tu veux peut-être en parler au patron ?

misschien, wellicht, mogelijk

adverbe

Nous n'arriverons peut-être pas à les convaincre.

misschien, wellicht

adverbe

welkom

Bienvenue ! Les boissons sont de ce côté-ci.

succes

Le projet fut un succès car le client était content.

eigendom

(objet)

Cette imprimante est ma propriété.

welzijn

nom masculin invariable

Je suis inquiète du bien-être des enfants.

verwarring, versuftheid

wrok, rancune, wrevel

Tom peut parfois faire preuve de rancune.

partnerschap

Le partenariat de Gemma et Maxine a apporté davantage de contrats à toutes les deux.

slavernij, onderworpenheid

teleurstelling

Aucun de mes numéros de loto n'était le bon. Quelle déception !

allergie

L'allergie de Joanne aux fruits de mer l'oblige à faire très attention quand elle mange au restaurant. Je fais une allergie à ce médicament alors je dois l'éviter.

fetisj

Certaines personnes ont une obsession pour les pieds.

waarneming

vaderschap

opschudding, beroering

L'agitation de Carl était évidente tant il faisait les cent pas dans le couloir.

zekerheid

opwinding

vaderschap

cheerleaden

(anglicisme, peu compris en France)

aanval van duizeligheid

J'ai eu un étourdissement en me levant trop vite.

goede moed

welzijn

nom masculin invariable

Les parents devraient assurer le bien-être de leurs enfants.

stuiptrekkingen

L'agonie de l'animal a diminué petit à petit.

moeten

Je dois finir ma dissertation ce soir.
Ik moet mijn essay vanavond afmaken. Ik moet binnen 20 minuten de trein halen.

het woord voeren, het woord doen

C'est moi qui parlerai quand on négociera le prix.

verliefd op

(figuurlijk)

Il adore s'écouter parler.
Hij is verliefd op de klank van zijn eigen stem.

huren

(être locataire)

Est-ce que tu possèdes ta maison ou est-ce que tu loues ?

hangen, zweven

ziek zijn

samenspannen

Les ennemis du chef ont conspiré pour lui retirer le pouvoir.

aarzelen, weifelen

Elizabeth hésite toujours avant d'agir.

schokken

oververhit raken

aansterken, herstellen

surveilleren

(Scolaire) (bij examen)

onderhandelen

dommelen, soezen

afbranden

L'usine a brûlé et a tué 11 ouvriers.

behoren tot

Limitez votre discussion aux faits qui concernent l'affaire.

lukken, slagen

goed gaan

(message,...)

J'espère que mon discours va bien passer à la réunion ce soir.
Ik hoop dat mijn speech goed gaat tijdens de vergadering van vanavond.

opgroeien

J'ai grandi dans un village au Sud de l'Angleterre.
Ik groeide op in een dorp in Zuid-Engeland. Kenny wilde politieagent worden toen hij opgroeide.

hebben, bezitten

Possédez-vous un ordinateur ?

iets beamen, goedkeuren

Le chef a soutenu le projet de Karen visant à faire gagner le bureau en efficacité.

iets antidateren

La Bible hébraïque précède la Bible chrétienne.

antidateren, antedateren

(formeel)

sneller gaan dan

te slim af zijn

sneller gaan dan, harder gaan dan

(vitesse)

verstoft, roestig

(figuré, familier : capacité) (figuurlijk)

uit vorm

(familier)

Je me sens patraque aujourd'hui.

bleekjes, pips

(familier) (informeel)

Je ne suis pas allé au boulot aujourd'hui parce que je suis patraque (or: mal fichu).

onzeker

(personne)

Ik ben onzeker over mijn relatie.

misschien, mogelijk

adverbe

Les températures vont-elles encore grimper aujourd'hui ? Peut-être.

doelstelling

Mon but (or: Mon objectif) dans la vie est de servir les autres.

verhouding, relatie, verkering

(amoureux)

Notre relation est solide.

verslaving

Ben boit tellement dernièrement que ses amis craignent qu'il soit en train de développer une dépendance.

erkenning

schommeling, afwijking

bron

(figuré)

Laten we Frans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van soyez in Frans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Frans.

Ken je iets van Frans

Frans (le français) is een Romaanse taal. Net als Italiaans, Portugees en Spaans, komt het uit het populaire Latijn, dat ooit in het Romeinse rijk werd gebruikt. Een Franstalig persoon of land kan een "Franstalig" worden genoemd. Frans is de officiële taal in 29 landen. Frans is de vierde meest gesproken moedertaal in de Europese Unie. Frans staat op de derde plaats in de EU, na Engels en Duits, en is na Engels de meest onderwezen taal. De meerderheid van de Franstalige wereldbevolking woont in Afrika, met ongeveer 141 miljoen Afrikanen uit 34 landen en gebieden die Frans als eerste of tweede taal spreken. Frans is de tweede meest gesproken taal in Canada, na Engels, en beide zijn officiële talen op federaal niveau. Het is de eerste taal van 9,5 miljoen mensen of 29% en de tweede taal van 2,07 miljoen mensen of 6% van de gehele bevolking van Canada. In tegenstelling tot andere continenten is het Frans in Azië niet populair. Momenteel erkent geen enkel land in Azië Frans als officiële taal.