Wat betekent troçar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord troçar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van troçar in Portugees.

Het woord troçar in Portugees betekent inwisselen, inruilen, ruilen, ruilen, omruilen, uitwisselen, ruilen voor, wisselen, inwisselen, ruilen, inruilen, uitwisselen, wisselen, omwisselen, ruilen, uitwisselen, omwisselen, wisselen, omwisselen, wisselen, wisselen, uitwisselen, afhalen, omruilen, inwisselen, omkleden, snel bewegen, vervangen, verplaatsen, spotten met, verliezen, afgooien, zich omkleden, overstappen, wisselen, een overstap maken, schakelen, opschakelen, verschonen, van richting veranderen, zich omkleden, hielenlikker, strooplikker, inruilen, overstappen, schakelen, vervellen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord troçar

inwisselen, inruilen

verbo transitivo

Se você vai ao supermercado, pode também trocar este vale enquanto estiver lá.

ruilen

ruilen, omruilen

verbo transitivo

Eles pregaram uma peça em mim trocando meu chá por sopa de cebola.

uitwisselen

(palavras, etc.) (woorden)

ruilen voor

wisselen, inwisselen, ruilen, inruilen

verbo transitivo

Quer trocar cartões de beisebol comigo?

uitwisselen

verbo transitivo (cadeaus, etc.)

Muitas famílias trocam presentes no Natal.

wisselen, omwisselen, ruilen

verbo transitivo

Os dois passageiros querem trocar os lugares um com o outro.

uitwisselen

verbo transitivo

Eu e meu marido ainda trocamos presentes no Dia dos Namorados.

omwisselen

verbo transitivo

Ele trocou dólares por euros.

wisselen

verbo transitivo (dinheiro)

Você pode trocar um dólar?

omwisselen

verbo transitivo

Eu quero trocar esses dólares por euros.

wisselen

verbo transitivo

Você deve trocar suas notas por moedas.

wisselen

verbo transitivo

Você troca uma nota de cinco?

uitwisselen

verbo transitivo

Os dois países em guerra trocaram seus prisioneiros na fronteira.

afhalen

verbo transitivo (roupa de cama)

Nós trocamos a cama de três em três dias no verão.

omruilen, inwisselen

verbo transitivo

Não esqueça de trocar suas roupas de inverno por roupas leves antes de sair.

omkleden

(colocar roupas diferentes)

snel bewegen

Eu gastei dez minutos trocando os canais de TV e não achei nada que valesse a pena assistir.

vervangen

verbo transitivo

Essa TV está com defeito, quero trocá-la.

verplaatsen

verbo transitivo

O oficial em espera mudou o peso de um pé para o outro.

spotten met

verliezen, afgooien

(pele)

A cobra descama sua pele.

zich omkleden

verbo transitivo

Preciso mudar de roupa.

overstappen, wisselen, een overstap maken

(trem, avião, etc.) (vervoer)

Ele mudou trocou de trem em Madri no caminho para Barcelona.

schakelen, opschakelen

verbo transitivo (marcha de carro)

É melhor mudar a marcha quando o motor gira rápido demais.

verschonen

verbo transitivo

Mude a roupa de cama pelo menos uma vez por semana.

van richting veranderen

verbo transitivo (direção)

O barco trocou de curso quando os ventos mudaram.

zich omkleden

verbo pronominal/reflexivo

Está frio lá fora. Você deveria se trocar.

hielenlikker, strooplikker

locução verbal (informeel)

inruilen

expressão verbal (figurado)

Os novos alto-falantes são estilosos, mas eu não trocaria o som pela aparência.

overstappen

schakelen

Ele mudou para terceira marcha para aumentar a velocidade.

vervellen

A cobra já está pronta para trocar a pele.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van troçar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.