Wat betekent colocar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord colocar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van colocar in Portugees.

Het woord colocar in Portugees betekent plaatsen, brengen, onderbrengen, plaatsen, rangschikken, plaatsen, neerzetten, plaatsen, stoppen, aanstellen, plaatsen, onderbrengen, plaatsen, zetten, inzetten, aanwenden, maken, een baan vinden voor, plaatsen, schieten, aanschieten, zetten, stellen, plaatsen, zetten, plaatsen in, leggen, zetten, steken, schakelen, plaatsen, zetten, opzetten, aanzetten, zetten, leggen, plaatsen, neerleggen, leggen, neerleggen, bespuiten, besproeien, neerleggen, afschuiven, aantrekken, neerzetten, opstellen, positioneren, plaatsen, nemen, hebben, gebruiken, in de weg staan, vrijuit spreken, zich uitspreken tegen, cursief maken, voor zichzelf opkomen, voor zijn rechten opkomen, opsluiten, omsluiten, opstellen, contracteren, mengen met, afwisselen met, koppelen aan, inprenten, zich plaatsen, zich opstellen, opbergen, inpakken, met zoden bedekken, iets omhullen, bekleden, in bedwang houden, marineren, formulering, verwoording, eind, olie op het vuur gieten, te huur, te huur, in de praktijk brengen, in orde brengen, een prijskaartje hangen aan, onder toezicht stellen, uitgerust zijn met accessoires, tanken, met hoofdletters schrijven, alfabetiseren, in containers verpakken/laden, verzolen, drijvend, opstellen als tegenstander, behoedzaam aanbrengen, behoedzaam inbrengen, blootstellen aan, in orde brengen, aan het werk zetten, , in zijn zak steken, grafisch voorstellen, de bal op de tee plaatsen, met een hoofdletter schrijven, talk aanbrengen, talkpoeder aanbrengen, op de zwarte lijst plaatsen, op de zwarte lijst zetten, kwakken, opdissen, van een dagtekening voorzien, uitrusten met accessoires, voltanken, naar een kant vegen, iets glaceren, glazuren, zadelen, opzadelen, vet weergeven, dikgedrukt weergeven, iemand laten meespelen, naar voren halen, naar voren plaatsen, uitrusten met accessoires, voorzien van accessoires, ondertitelen, een punt/puntje zetten op, tussen haakjes zetten, , laten glippen, laten vallen, geluid uitzetten, bijpraten, bijkletsen, huisarrest geven, neer-, iemand schaak zetten, overeind zetten, van sterren voorzien, van een bodem voorzien, bedekken, beplakken. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord colocar

plaatsen

(figurativo: colocar)

Ele colocou tudo em ordem antes de partir para a Austrália.

brengen

verbo transitivo (colocar alguém numa situação)

A ação dele a colocou em perigo.

onderbrengen

verbo transitivo (para adoção)

A criança foi colocada para adoção para uma família em outra cidade.

plaatsen, rangschikken

verbo transitivo (classificar)

Eu o colocaria entre os dez melhores jogadores de todos os tempos.

plaatsen, neerzetten

verbo transitivo (situar, posicionar)

Ela colocou vasos de flores na sala de estar.

plaatsen, stoppen

verbo transitivo (matricular) (school)

Eles a colocaram numa das melhores escolas do país.

aanstellen

verbo transitivo (nomear) (werk)

Eles o colocaram como o chefe da nova equipe de vendas.

plaatsen, onderbrengen

verbo transitivo

Os assistentes sociais colocaram a criança em uma família adotiva.

plaatsen, zetten

verbo transitivo (pôr em algum lugar)

Ele colocou o livro na estante.

inzetten, aanwenden

verbo transitivo

maken

verbo transitivo

een baan vinden voor

(emprego) (werk)

A agência de empregos o empregou quase imediatamente.

plaatsen, schieten

verbo transitivo (esportes: chutar ou bater na bola) (sport)

Ele posicionou a bola no canto superior direito da rede.

aanschieten

(figurado, roupa) (kleding)

zetten, stellen

verbo transitivo

O chefe colocou seus funcionários para trabalhar no projeto.

plaatsen, zetten

verbo transitivo

plaatsen in

verbo transitivo (educação, tipo de curso) (onderwijssysteem)

leggen, zetten, steken

(malas: num carro) (in de auto)

Preciso colocar as malas no carro antes de partirmos.

schakelen

verbo transitivo (automóvel: mudar a marcha)

Ele colocou o carro em terceira.

plaatsen, zetten

Hal colocou o revólver firmemente em seu estojo.

opzetten, aanzetten

(muziek)

Você pode colocar um CD? Eu queria um pouco de música.

zetten, leggen

Ele colocou o copo na beira da mesa.

plaatsen, neerleggen

verbo transitivo (esporte) (sport)

O árbitro colocou a bola perto demais do gol depois do pênalti.

leggen, neerleggen

(posicionar)

Ele geralmente põe os planos na mesa.

bespuiten, besproeien

(com spray)

Helen aplicou o produto de limpeza nas janelas.

neerleggen, afschuiven

verbo transitivo (atribuir culpa)

Geralmente ele punha a culpa na irmã.

aantrekken

Estava frio lá fora, então Karen vestiu um casaco e um cachecol.

neerzetten

verbo transitivo

A mãe colocou o bebê no berço.

opstellen, positioneren, plaatsen

verbo transitivo

O técnico posicionou seus jogadores em volta do campo de treinamento.

nemen, hebben, gebruiken

verbo transitivo (utilizar para dar sabor)

Eu coloco duas colheres de açúcar no meu café.

in de weg staan

(ser um obstáculo)

vrijuit spreken

Manifeste-se se você está preocupado com isto.

zich uitspreken tegen

cursief maken

voor zichzelf opkomen, voor zijn rechten opkomen

(informal)

Eu provei por A mais B que elas estavam erradas.

opsluiten, omsluiten

opstellen

A professora enfileirou todos os alunos dela antes de levá-las para o recreio.

contracteren

(op basis v. leercontract)

mengen met, afwisselen met

koppelen aan

Joan está tentando me arranjar com com uma de suas amigas solteiras.

inprenten

(em alguém)

zich plaatsen, zich opstellen

O árbitro se colocou entre os lutadores.

opbergen, inpakken

Embate tudo em uma bolsa de viagem.

met zoden bedekken

(BRA)

iets omhullen, bekleden

(BRA, colocar em envelope)

A máquina carimba e envelopa cartas prontas para postagem.

in bedwang houden

(figurado)

Karen conseguiu reprimir sua raiva quando seu colega assumiu o crédito pelo trabalho dela.

marineren

(culinária)

formulering, verwoording

(informal: uso de palavras, colocação)

eind

expressão

olie op het vuur gieten

expressão

te huur

te huur

in de praktijk brengen

locução verbal (fazer alguma coisa)

in orde brengen

expressão verbal

een prijskaartje hangen aan

expressão verbal (figuurlijk)

onder toezicht stellen

expressão (governo: acolher criança) (kind)

Devido à óbvia negligência, a criança foi colocada sob custódia e, finalmente, colocada em um lar adotivo.

uitgerust zijn met accessoires

tanken

met hoofdletters schrijven

expressão

alfabetiseren

expressão (ongebruikelijk)

in containers verpakken/laden

verzolen

(van schoenen)

drijvend

expressão verbal

opstellen als tegenstander

(sport)

behoedzaam aanbrengen, behoedzaam inbrengen

blootstellen aan

expressão

In gevaar brengen

in orde brengen

aan het werk zetten

expressão

verbo pronominal/reflexivo

Quando eles pediram voluntários, eu me voluntariei, já que não tinha nada melhor para fazer.

in zijn zak steken

expressão verbal

Polly trancou a porta e colocou as chaves no bolso.

grafisch voorstellen

de bal op de tee plaatsen

(golfe) (golf)

met een hoofdletter schrijven

expressão

talk aanbrengen, talkpoeder aanbrengen

op de zwarte lijst plaatsen, op de zwarte lijst zetten

locução verbal (banir)

kwakken, opdissen

expressão verbal (informeel)

van een dagtekening voorzien

expressão verbal (notícia)

uitrusten met accessoires

voltanken

naar een kant vegen

(letterlijk)

iets glaceren, glazuren

(BRA) (taart)

Tom colocou glacê no bolo pouco antes de servi-lo aos convidados.

zadelen, opzadelen

expressão verbal

Adrian colocou a sela em seu cavalo.

vet weergeven, dikgedrukt weergeven

locução verbal (fonte)

iemand laten meespelen

expressão verbal (kaartspel)

naar voren halen, naar voren plaatsen

Para conseguir rodar o estoque, coloque o produto antigo na frente e ponha o produto novo atrás dele na prateleira.

uitrusten met accessoires, voorzien van accessoires

ondertitelen

Esse site sempre coloca legendas com conversas engraçadas nas fotos.

een punt/puntje zetten op

(BRA)

Não se esqueça de colocar o pingo no i.

tussen haakjes zetten

expressão verbal

O professor colocou a oração subordinada entre parênteses.

expressão verbal (figurado)

Audrey suspirou quando ela viu que tinha de colocar em dia uma pilha enorme de trabalho.

laten glippen, laten vallen

(van bal)

O receptor atrapalhou-se com a bola e o outro time a pegou.

geluid uitzetten

bijpraten, bijkletsen

(BRA, informal, figurado)

huisarrest geven

expressão verbal

Seus pais o colocaram (or: deixaram) de castigo por duas semanas.

neer-

(in samenstelling)

Eu a coloquei para dormir.

iemand schaak zetten

expressão verbal (xadrez)

Meu oponente mudou seu cavaleiro e eu percebi que ele havia colocado o meu rei em cheque.

overeind zetten

expressão verbal

As crianças colocaram os dominós de pé.

van sterren voorzien

locução verbal

van een bodem voorzien

expressão verbal

Quase terminei de fazer o caixote - acabei de colocar o fundo dele.

bedekken, beplakken

(met posters)

Os garotos colocaram pôsteres na cerca com anúncios do show.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van colocar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.