Wat betekent dressed in Engels?

Wat is de betekenis van het woord dressed in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van dressed in Engels.

Het woord dressed in Engels betekent gekleed, aangekleed, gekleed gaan in iets, bereid, bewerkt, dressed, bandaged, dressed, dress, casually dressed, smartly dressed, dressed in rags, well-dressed, neat, jurk, japon, aankleden, zich aankleden, net, kleding, verbinden, doen, schoonmaken, prepareren, dressing op een salade doen, opmaken, dress, bandage, dress rehearsal, final rehearsal, last rehearsal, wedding dress, dress up, elegant, chic, mooi aangekleed, formeel gekleed, in pak, zich aankleden, netjes gekleed, keurig gekleed. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord dressed

gekleed

adjective (wearing clothes)

If you come over at 8am, I probably won't be dressed yet.

aangekleed

adjective (wearing clothes of sort mentioned)

gekleed gaan in iets

verbal expression (wear particular clothes)

Colin was dressed in a suit for his job interview.

bereid

adjective (food: prepared)

bewerkt

adjective (stone, marble: cut, worked)

The walls were built from blocks of dressed marble.

dressed

(formeel uitgedost)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

bandaged, dressed

(met verband omzwachteld)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

dress

(persoon: kleren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

casually dressed

(niet formeel gekleed)

smartly dressed

(goed gekleed)

dressed in rags

(slecht gekleed)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

well-dressed

(kleding: verzorgd)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

neat

(netjes)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

jurk, japon

(woman's item of clothing)

She wore a beautiful blue dress.

aankleden

(put clothes on)

Dress the children quickly so we can go.

zich aankleden

(put clothes on yourself)

He dressed and ate breakfast quickly.

net

(formal)

He wore his dress suit to the formal dinner.

kleding

(clothing generally)

His dress was not appropriate for the opera.

verbinden

(apply a bandage to)

The nurse dressed his wound once the bleeding stopped.

doen

(dated (hair)

I need to dress my hair before we go out tonight.

schoonmaken, prepareren

(dated (prepare for eating)

First you need to dress the chicken by removing the excess fat.

dressing op een salade doen

(add sauce to a salad)

She prefers to dress her salad with olive oil instead of salad dressing.

opmaken

(groom a horse)

She helped to dress the cavalry horses before the big parade.

dress

(kledingstuk)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

bandage

(omzwachtelen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

dress rehearsal, final rehearsal, last rehearsal

(laatste repetitie voor het eigenlijke optreden)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

wedding dress

(jurk waarin een vrouw trouwt)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

dress up

(zich vermommen)

(phrasal verb, intransitive: Verb with adverb(s) or preposition(s), having special meaning and not taking direct object--for example, "make up" [=reconcile]: "After they fought, they made up.")

elegant, chic

adjective (figurative (woman: in stylish clothes)

The actresses attending the Oscars ceremony were dressed to kill.

mooi aangekleed

adjective (in evening wear)

Sally's date cancelled, so she was all dressed up with nowhere to go.

formeel gekleed

adjective (in formal clothes)

Daniel was dressed up for his job interview.

in pak

adjective (in costume)

zich aankleden

verbal expression (put clothes on)

I was late this morning and had to get dressed in a hurry.

netjes gekleed, keurig gekleed

adjective (wearing stylish or formal clothes)

The smartly dressed young man always had the latest clothes.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van dressed in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.