Wat betekent mandar in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord mandar in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van mandar in Spaans.

Het woord mandar in Spaans betekent sturen, geven, op pad sturen, commanderen, aanvoeren, bevelen geven, bevelen uitdelen, regeren, een vlammende brief / e-mail schrijven, posten, posten, e-mailen naar, mailen naar, opsturen, sturen, opleggen, bevelen, versturen, verzenden, bevelen, commanderen, leiden, controleren, voorschrijven, bevelen, opdragen, opleggen, verzenden, versturen, laten verzenden, laten versturen, met gedwongen pensioen doen vertrekken, overmaken, opdonderen, opsodemieteren, oprotten, ontbieden, iemand opbergen, iemand opsluiten, in de bak gooien, geen zorgen, oppiepen, oproepen, faxen, zwaar mishandelen, verzenden, versturen, laten halen, spammen, doen zwijgen, relegeren, wegzenden, versturen, verzenden, mailen, e-mailen, e-mailen, mailen, e-mailen, de groeten doen, groeten overbrengen, signaleren, overbrengen, e-mailen, een bericht/berichtje sturen, op reces gaan, faxen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord mandar

sturen

verbo transitivo

La esposa de John lo mandó a la tienda a comprar leche.

geven

¡Señor, envíanos una señal!

op pad sturen

verbo transitivo

Mandó sus hijos a la cama.

commanderen, aanvoeren

El general manda sus tropas muy bien, de manera que ellos hacen lo que él les ordena.

bevelen geven, bevelen uitdelen

verbo transitivo

Prefiere mandar que obedecer.

regeren

verbo intransitivo (figuurlijk)

Ya sabes que el dinero manda, ¿no?
Geld regeert.

een vlammende brief / e-mail schrijven

verbo transitivo

Tom le mandó (or: envió) un correo electrónico al gerente de ventas.

posten

Hoy voy a mandar una carta.

posten

Mandé la carta hoy.

e-mailen naar, mailen naar

Por favor, envíame el archivo.

opsturen, sturen

Te mandaré una postal cuando llegue.

opleggen, bevelen

(algo a alguien)

El decreto ordenó que todos los hombres mayores de 16 se alistasen en el ejército.

versturen, verzenden

(algo)

La policía mandó a los coches en una ruta alternativa para evitar el sitio del accidente.

bevelen, commanderen

¿Qué te da autoridad para dictar aquí?

leiden, controleren

El gerente controla a la gente a su cargo.

voorschrijven

(prescribir) (geneeskunde)

El médico le ordenó una semana de reposo.

bevelen, opdragen, opleggen

El pueblo ordenó la reestructuración del gobierno.

verzenden, versturen

verbo transitivo

El paquete se envió el lunes, así que debería llegar pronto.

laten verzenden, laten versturen

locución verbal

met gedwongen pensioen doen vertrekken

Pensaron que se estaba haciendo mayor para el trabajo, así que lo jubilaron.

overmaken

¿Puedes girarme doscientos dólares para antes del próximo martes?

opdonderen, opsodemieteren, oprotten

(ES, coloquial) (vulgair)

Le reclamé el dinero de la deuda y me mandó a freír espárragos.

ontbieden

locución verbal (formeel)

Está muy enfermo, deberíamos ir a buscar a sus padres para que lo lleven a casa.

iemand opbergen, iemand opsluiten

(figuurlijk)

Ese hombre ha cometido crímenes terribles, el juez lo va a meter entre rejas durante una larga temporada.

in de bak gooien

locución verbal (AR, coloquial) (informeel)

Arrestaron a Johnno de nuevo, ¡esta vez seguro lo meten en cana!

geen zorgen

(coloquial) (informeel)

"Gracias por el trago" "¡De nada!"

oppiepen, oproepen

(via een pieper)

faxen

Kyle le pidió a su ayudante que enviase por fax la carta.

zwaar mishandelen

locución verbal (coloquial)

El accidente mandó al hospital a María durante semanas.

verzenden, versturen

Le enviaron a Mary el paquete por correo.

laten halen

locución verbal

El doctor envió a su asistente por agua tibia.

spammen

(anglicisme)

Muchas compañías se ven tentadas a enviar correo basura porque no tiene costos.

doen zwijgen

Robert estaba a punto de hablar, pero Tom lo mandó a callar con un gesto.

relegeren, wegzenden

Mandaron al ex emperador a una isla remota.

versturen, verzenden

Leí el email de Ken, y entonces le mandé de vuelta uno muy agresivo.

mailen, e-mailen

Mañana te enviaré un correo electrónico con los detalles.

e-mailen

(vaak ongewenst)

Después de que compré un libro ahí empezaron a enviarme correo basura.

mailen, e-mailen

locución verbal

Les enviaré por correo electrónico las facturas a nuestros clientes.

de groeten doen, groeten overbrengen

Dale mis saludos, por favor.

signaleren, overbrengen

Los barcos utilizan banderines de colores para comunicar mensajes a otros barcos.

e-mailen

Yo prefiero hablar por teléfono, pero otra gente solo envía correos electrónicos.

een bericht/berichtje sturen

No te preocupes por decírselo: simplemente envía un mensaje hoy.

op reces gaan

La corte hará un receso para almorzar.

faxen

locución verbal

Richard dijo que la única manera de localizarlo era llamar por teléfono o enviar fax.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van mandar in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.