Wat betekent part in Engels?

Wat is de betekenis van het woord part in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van part in Engels.

Het woord part in Engels betekent onderdeel, stuk, deel, stuk, deel, deel, stuk, rol, rol, scheiding, partij, partij, eigenschap, trek, deel, aandeel, deel hebben aan, een rol spelen in, deel, splitsen, opsplitsen, uiteengaan, weggaan, verdwijnen, uiteengaan, uiteendrijven, verdelen, uitdelen, part, film part, part in a film, component, portion, share, part, share, portion, part, piece, fragment, part, part, piece, part, piece, fragment, part, voice, part, part, part with, part with, belong to, play the leading part, play the leading part, be part of, be part of, participate, partake, belong to, majority, leading part, leading role, lead, lower part of a mast, join, participate in, participate in, participate in, play along, greater part, our ways will part, participate, separate from, part from, part of a fish net, be part of, in het kader van, als deel van, als onderdeel van, jouw steentje bijdragen, grotendeels, hoofdzakelijk, de hand hebben in, een rol spelen in, met gevoel voor humor, voor het grootste gedeelte, voor een groot gedeelte, integraal deel, wezenlijk onderdeel, van de kant van, verlaten, woordsoort, parttime, parttime, in een scheiding kammen, een rol spelen, deelnemen aan, meedoen aan, deels verantwoordelijk zijn, de rol spelen van, zijn rol spelen, zijn aandeel leveren, niet deelnemen aan, niet meedoen met, het grootste deel, het grootste gedeelte. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord part

onderdeel, stuk, deel

noun (piece)

The child assembled the parts of the model train. The aircraft exploded in the air and parts of it were scattered over a wide area.

stuk, deel

noun (section)

The novel is divided into three parts.

deel

noun (portion)

Mix one part cement to two parts water.

stuk

noun (segment)

How many parts should I slice this cake into?

rol

noun (theatre: role) (toneel)

I'm playing the part of Ophelia.

rol

noun (cinema: role) (film)

She got a small part in his new film.

scheiding

noun (US (hair) (haar)

Which side do you wear your part on?

partij

noun (music: written piece) (muziek: partituur van één instrument)

Do you have a copy of the soprano part?

partij

noun (music: voice, instrument) (muziek: baspartij, vioolpartij etc.)

The violin part was more challenging than the others.

eigenschap, trek

noun (attribute)

He is a man of many parts.

deel, aandeel

noun (share)

When do I get my part of the money?

deel hebben aan, een rol spelen in

noun (participation)

That extremist group surely has a part in this plot.

deel

noun (duty, contribution)

You must do your part in the cleaning too.

splitsen

intransitive verb (become divided)

Go left when the path parts.

opsplitsen, uiteengaan

intransitive verb (people: separate)

And here is where we must part.

weggaan, verdwijnen, uiteengaan

intransitive verb (person: leave)

She parted without saying a word.

uiteendrijven

transitive verb (divide)

A police officer parted the crowd.

verdelen, uitdelen

transitive verb (archaic (apportion)

US: He parted the winnings among his friends.

part, film part, part in a film

(acteur: rol)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

component

(onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

portion, share, part

(aandeel, deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

share, portion

(deel in/van iets)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece

(gedeelte)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

fragment

(deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(portie)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece

(deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece, fragment

(onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, voice

(muziek: zangpartij)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(Belgisch (onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(formeel (vertrekken)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

part with

(weg doen)

part with

(weggeven)

belong to

(onderdeel zijn van)

play the leading part

(letterlijk (in toneelstuk, film)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

play the leading part

(figuurlijk (belangrijk zijn) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

be part of

(behoren tot)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

be part of

(onderdeel/lid zijn van)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

participate, partake

(meedoen)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

belong to

(bij een groep horen)

majority

(merendeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

leading part, leading role, lead

(ook figuurlijk (film: belangrijkste rol) (film, theatre)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

lower part of a mast

(scheepvaart (deel van de ondermast) (sailing)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

join

(deelnemen aan iets)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

participate in

(deelnemen aan)

participate in

(participeren)

participate in

(letterlijk (deelnemen aan)

play along

(meedoen, deelnemen)

greater part

(het grootste deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

our ways will part

(personen: uit elkaar gaan)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

participate

(deelnemen)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

separate from, part from

(letterlijk (uit elkaar halen)

part of a fish net

(deel van visnet)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

be part of

(behoren tot)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")
Dat valt onder het rechtsgebied van Amsterdam.

in het kader van

preposition (in the wider context)

As part of a school project, we must write and perform a short play.
In het kader van een schoolproject moeten we een kort toneelstuk schrijven en opvoeren.

als deel van, als onderdeel van

preposition (as a member)

As part of a team, you must be able to work together with other people.
Als deel van een team moet je met andere mensen kunnen samenwerken.

jouw steentje bijdragen

verbal expression (mainly US (contribute, participate) (figuurlijk)

Martha did her part to make the event a success.

grotendeels, hoofdzakelijk

adverb (mostly, largely)

I agree with you for the most part, but still have a problem with the timing of the plan.

de hand hebben in, een rol spelen in

verbal expression (be partly responsible) (figuurlijk)

Lewis denied having a part in the attempted murder.

met gevoel voor humor

adverb (in friendly manner)

Richard always took in good part everything that was said to him.

voor het grootste gedeelte, voor een groot gedeelte

adverb (informal (largely)

We prepared everything for the party on time, in good part thanks to the help of my brother.
We hebben alles op tijd voorbereid voor het feest, voor het grootste gedeelte dankzij de hulp van mijn broer.

integraal deel, wezenlijk onderdeel

noun (inextricable aspect)

The computer has become an integral part of our business operation.
De computer is een wezenlijk onderdeel beginnen uitmaken van de werking van onze bedrijven.

van de kant van

preposition (by)

There is a strong desire on the part of new citizens to help shape the places in which they live.

verlaten

(leave [sb]'s company)

The young woman parted from her parents and went out into the world. The lovers parted tearfully from one other.

woordsoort

noun (grammatical category of a word)

Can you identify the part of speech of this word? Is it a noun, a verb, or an adjective?
Dat is niet de correcte woordsoort.

parttime

adjective (work: fewer hours)

I finally got a job working as a part-time bartender.
Ik kreeg uiteindelijk een baan als parttime barman.

parttime

adverb (work: for fewer hours)

I got a job working part time for the delivery company.
Ik werd aangenomen om parttime voor het postbedrijf te gaan werken.

in een scheiding kammen

verbal expression (hair: comb into parting) (haar)

Charles parts his hair in the middle.

een rol spelen

verbal expression (act) (film, theater)

I'd like to play a part in the school musical, so I'm going to audition.

deelnemen aan, meedoen aan

verbal expression (participate)

This was a real community effort, nearly everyone here played a part in creating the newsletter.

deels verantwoordelijk zijn

verbal expression (be partly responsible)

Oliver's tendency to trust people too easily played a part in his downfall.

de rol spelen van

verbal expression (act the role of)

Humphrey Bogart and Ingrid Bergman starred in "Casablanca", and Dooley Wilson played the part of Sam.

zijn rol spelen, zijn aandeel leveren

verbal expression (mainly UK (contribute, participate)

Each of us needs to play our part to make the world a better place.

niet deelnemen aan, niet meedoen met

verbal expression (not participate)

Shirley hates dancing, and says she'll take no part in it.

het grootste deel, het grootste gedeelte

adjective (most)

It took us the best part of the morning to finish the job.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van part in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van part

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.