Wat betekent toque in Spaans?
Wat is de betekenis van het woord toque in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van toque in Spaans.
Het woord toque in Spaans betekent iets spelen, bespelen, aanraken, spelen, uitvoeren, spelen, raken, raken, aanraken, eten, het hebben over, raken, porren, prikken, stoten, zachtjes blazen, stoten, duwen, aanraken, zitten aan, pijpen, aan, op, blazen, blazen, kloppen, aankloppen, aanraken, voelen, duwen, drukken, voelen, licht aanraken, over de grond schuren, slepen, voelen, bevoelen, tasten, volgende, voelen, aanraken, betasten, grenzen aan, begrenzen, aanraking, vleug, touch, voeling, gevoel, kleine botsing, stootslag, laagje, snufje, por, vleug, zweem, vleugje, trek, haal, draad, lijn, plons, belletje, teken, aanraken, aanraken, kwaad doen, inzetten, aanheffen, trompetteren, rappen, overspelen, opnieuw spelen, tikkertje doen/spelen, speelbaar, bespeelbaar, laten/doen toeteren, iemand raken waar het pijn doet, kloppen, toeteren, claxonneren, toeteren, claxonneren, als straatmuzikant optreden, tikken, kloppen, betamen, zijn doel treffen, op het gehoor spelen, vioolspel, vioolspelen, toeteren, claxonneren, een rif spelen, betten, verlagen, klauwen, krabben, fiedelen, vioolspelen, met de duim betasten, toeteren, verkondigen, op het laagste punt komen, rocken, rockmuziek maken of spelen, trommelen, drummen, bereiken, naderen, aanraken met een teen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord toque
iets spelen, bespelenverbo transitivo (instrument) Toca el piano y la guitarra. |
aanraken
Ella tocó la blusa para sentir la tela. |
spelen, uitvoeren(muziek) Toca otra sonata de Beethoven. |
spelenverbo transitivo (muziek: uitvoeren) Le gusta el violín. Lo toca todo el día. |
raken
La mesa toca la pared. |
raken
Mueve el sofá hacia atrás para que toque la pared. |
aanraken, etenverbo transitivo El niño no había tocado la comida. |
het hebben over
Este artículo no toca los problemas de Sudán. |
rakenverbo transitivo (meetkunde) La línea toca el círculo en el punto "A". |
porren, prikken
Charlotte tocó a Adam para llamar su atención. |
stoten(béisbol) |
zachtjes blazenverbo transitivo (op blaasinstrument) |
stoten, duwenverbo transitivo Ben tocó la parte de arriba de la torta para ver si estaba lista. |
aanraken
Puedes mirar a los animales pero recuerda: ¡no tocar! |
zitten aanverbo transitivo Por favor, no toques los ajustes de mi ordenador, los tengo exactamente como yo quiero. Zit alsjeblieft niet aan de instellingen van m'n computer! |
pijpenverbo transitivo (en gaita) (muziek) El gaitista tocó una nota en la gaita. |
aan, opverbo transitivo Siempre me toca a mí tener que solucionar estos problemas. |
blazenverbo transitivo (instrumento de viento) (muziek) El trompetista tocó alto y con fuerza. |
blazenverbo transitivo (instrumento, bocina) (muziek) El flautista tocó una dulce melodía. |
kloppen, aankloppen
Larry tocó la puerta. |
aanraken, voelen(con suavidad) Ella palpó la tela suavemente apreciando su calidad. |
duwen, drukken
Pulsó el botón del timbre de la puerta. |
voelen
Ella palpó debajo del sofá, pero no encontró el bolígrafo. |
licht aanraken
La bola blanca estaba justo rozando la bola ocho. |
over de grond schuren, slepen
No sabía que mi bufanda estaba rozando el suelo. ¡Ahora está sucia! |
voelen, bevoelen, tasten
Palpó el paño para ver cuan bueno era. |
volgende
¿Quién es el siguiente? |
voelen, aanraken, betastenverbo transitivo Antes de comprar una tela, me gusta palparla (or: tocarla) durante un rato. |
grenzen aan, begrenzen
La ciudad hace frontera con Nottingham y Derbyshire. |
aanraking
Su toque la reconfortó. |
vleugnombre masculino El diseñador de Milán añadió un toque italiano a la habitación. |
touch, voelingnombre masculino Tiene un buen toque de balón de fútbol. |
gevoel
A muchas personas les gusta el toque de la seda. |
kleine botsingnombre masculino (coloquial) Era sólo un toque, pero el daño seguía siendo caro de reparar. |
stootslagnombre masculino (béisbol) |
laagje, snufje(figurado) (figuurlijk) Suma un fino toque de humor al diálogo de otra manera aburrido. |
por(ES, coloquial) Wendy le dio un toque a Bill y lo despertó. |
vleug, zweemnombre masculino La salsa tiene un toque de nuez, ¿no crees? |
vleugjenombre masculino La tarta de manzana tenía un toque de canela. |
trek, haal(CR) (aan een stickie) |
draad, lijn(figurado) (figuurlijk) Había un hilo de humor a través de todo su discurso. |
plons
John abrió el grifo demasiado y su camiseta acabó llena de salpicones de agua. |
belletje(NL, informeel) Hazme una llamada cuando vayas a salir de casa. |
teken
El aviso de Joanna indicaba que estaba lista para salir. |
aanraken
Él le tocó el hombro. |
aanraken, kwaad doen(persona) ¡No la toques o te mato! |
inzetten, aanheffen(figurado, pieza) (muziek) La orquesta atacó los primeros compases de un festivo vals. |
trompetteren
La banda trompeteó calle abajo. |
rappen
Dan estaba rapeando en el escenario. |
overspelen, opnieuw spelen(música) (muziek) El pianista repitió la pieza. |
tikkertje doen/spelen(juego infantil) John pilló a Andrew y este pilló a Paula. |
speelbaar, bespeelbaar(deporte) |
laten/doen toeteren
Toca bocina si el otro coche no se mueve. |
iemand raken waar het pijn doet(figuurlijk) Su divorcio lo tocó donde más le duele: en la billetera. ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Zijn scheiding raakte hem waar het het meeste pijn doet: in zijn portefeuille. |
kloppen
Lucía tocó la puerta y esperó. |
toeteren, claxonneren
¿Quién está tocando la bocina detrás de mí? |
toeteren, claxonneren
Alguien tocó la bocina cuando giré a la derecha, pero no hice nada mal. |
als straatmuzikant optreden
|
tikken, kloppen
No frotes el lente de la cámara: tócalo suavemente con un trapo. |
betamen
|
zijn doel treffen(figuurlijk) Ver una foto de sí misma tocó la fibra sensible de Ruth respecto a su problema de peso. |
op het gehoor spelen(muziek) Leo música bastante bien, pero me cuesta mucho tocarla de oído. |
vioolspel, vioolspelenlocución verbal A Susan se le da bien tocar el violín y bailar. |
toeteren, claxonneren
¡Deberías tocar la bocina si alguien se mete delante de ti! |
een rif spelen(música, general) |
betten(wond) La niña tocaba suavemente su herida con cuidado. |
verlagen(música) (muziek) Tom tocó el tono en bemol por un semitono. |
klauwen, krabben(van dier) El gato estaba golpeando con la pata al ratón, molesto porque ya no quería jugar. |
fiedelen, vioolspelenlocución verbal A Dan le gustaba sentarse bajo el árbol a tocar el violín en vez de trabajar. |
met de duim betastenlocución verbal Mark tocó con el pulgar el material, sintiendo su cualidad. |
toeteren
Los conductores atrapados en el embotellamiento sonaban el claxon por frustración. |
verkondigen(figurado) |
op het laagste punt komenlocución verbal El submarino tocó fondo a nueve brazas. |
rocken, rockmuziek maken of spelenlocución verbal A esa nueva banda le gusta tocar rock. |
trommelen, drummen
El músico estaba tocando el tambor. |
bereiken, naderen
El buque tocó tierra esa mañana. |
aanraken met een teenlocución verbal Los corredores estaban en fila, tocando con la punta del pie la línea de largada. |
Laten we Spaans leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van toque in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.
Verwante woorden van toque
Geüpdatete woorden van Spaans
Ken je iets van Spaans
Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.