Wat betekent andar in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord andar in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van andar in Spaans.

Het woord andar in Spaans betekent leven, lopen, gaan, komen, rijden, lopen, wandelen, rijden, rijden, lopen, stappen, waggelen, werken, het doen, een lange wandeling maken, huppel, het doen, werken, in een relatie, rondlopen, Daten, een slappe houding hebben, waden, stuntelen, klungelen, rondlopen, sjokken, klanten lokken, opnieuw begaan, opnieuw belopen, spelletjes spelen, paraderen, zwaaiende gang, ronddolen, rondzwerven, haperen, bijna zonder, negligé, negligé, sneeuwscooteren, paardrijden, ergens omheen draaien, aan de dunne zijn, aan de schijterij zijn, de schijterij hebben, het goed maken, een compromisloze lijn volgen, drijven, dobberen, zwalken, de kriebels hebben, schrijden, zuipen, zwalken, rokkenjagen, aankloten, aanrommelen, omgaan met, zwalken, waggelen, motorrijden, sleeën, kanoën, kanovaren, skateboarden, op zijn tenen lopen, rondneuken, op tournee gaan, slecht functioneren, slecht werken, raar doen, op zijn tenen lopen, niet genoeg, onvoldoende, fietsen, schrijden, motorrijden, trappelen, met iemand omgaan, brommen, goed voorzien van, in een relatie, tred, gang, feesten, naar feestjes gaan, een feestje bouwen, een campagnereis maken, stommelen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord andar

leven

verbo intransitivo

El profeta nos enseñó a andar en paz.

lopen

¿Te gustaría ir en carro o caminando?

gaan, komen, rijden

(openbaar vervoer)

Hay servicio de autobús todos los días excepto el domingo.

lopen, wandelen

Andar te ahorra dinero en autobuses y gasolina, y además es una buena forma de hacer ejercicio.

rijden

(vehículo)

El automóvil anduvo a lo largo de la calle.

rijden

(CR)

Anduvimos durante 50 millas y justo entonces el coche se averió.

lopen, stappen

El coche se averió, tendremos que andar.

waggelen

verbo intransitivo (pato) (eend)

El pato caminó hacia nosotros y empezó a comer pan.

werken, het doen

¿Funciona el coche?

een lange wandeling maken

(largas distancias)

Irene caminó hasta la casa de su hermano desde aquí.

huppel

Andaba con un paso ligero, como una niña pequeña.

het doen, werken

El ventilador no funciona.

in een relatie

Saldría contigo pero estoy saliendo con alguien más.

rondlopen

Él va por ahí con ese aspecto tan desagradable.

Daten

Tener citas se ha vuelto más difícil a mis cincuenta y tantos.

een slappe houding hebben

Ann siempre va encorvada. Debería ponerse recta o va a acabar con problemas de espalda.

waden

Su madre le advirtió que no vadeara muy adentro para evitar que la marea la pudiera arrastrar.

stuntelen, klungelen

rondlopen

sjokken

(figurado)

klanten lokken

(con impertinencia, descaradamente)

La empresa solicitaba descaradamente clientes enviándoles publicidad por correo.

opnieuw begaan, opnieuw belopen

spelletjes spelen

(informal, figurado) (figuurlijk, inf.)

Ojalá Derek dejara de jugar y tomara un decisión sobre sus intenciones.

paraderen

Por el pavoneo que se traía, los compañeros de Nina sabían que estaba contenta consigo misma.

zwaaiende gang

¿Te has fijado en María? Es difícil no fijarse en su contoneo.

ronddolen, rondzwerven

Decidimos deambular un rato por el pueblo.

haperen

Si el embrague falla, no podrás cambiar de velocidad.

bijna zonder

(figurado)

Andamos mal de papel higiénico.

negligé

(kleding)

negligé

(kleding)

sneeuwscooteren

locución verbal

paardrijden

Ik hou van paardrijden, maar het zorgt ervoor dat mijn spieren achteraf pijn doen.

ergens omheen draaien

Deja de andar con rodeos y dime la verdadera razón.

aan de dunne zijn, aan de schijterij zijn, de schijterij hebben

(informal) (informeel)

Deberías faltar al trabajo cuando andas flojo de vientre.
Je moet je werk afbellen als je aan de schijterij zit.

het goed maken

Sarah y Jim anunciaron felizmente la llegada de su hija. Tanto a la madre como la hija están bien.

een compromisloze lijn volgen

drijven, dobberen, zwalken

(por agua)

Había un bote yendo a la deriva por el medio del lago.

de kriebels hebben

Poppy estuvo inquieta durante la larga película.

schrijden

El caballo elegante andaba a grandes pasos por el campo.

zuipen

(informeel)

zwalken

locución verbal

rokkenjagen

(figuurlijk, informeel)

aankloten, aanrommelen

(AmL: vulgar) (informeel)

¡Deja de andar jodiendo y termina tu tarea!
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Stop met aankloten en doe verder met je huiswerk!

omgaan met

zwalken

(por tierra)

Las hojas iban a la deriva por el viento.

waggelen

locución verbal (figurado) (persoon)

Está tan gordo que sólo puede andar como un pato.

motorrijden

El verano pasado fui y volví en moto hasta la costa.

sleeën

locución verbal

Anduvimos en trineo por la montaña toda la tarde.

kanoën, kanovaren

locución verbal

Anduvimos en canoa por un trecho corto del río.

skateboarden

(AmL)

A Simón y a Juan les gusta andar en patineta hasta la escuela cuando hace buen tiempo.

op zijn tenen lopen

Bradley anduvo sigilosamente por la casa evitando la tarima chirriante.

rondneuken

(slang)

op tournee gaan

La banda ganó muchos fanáticos cuando anduvieron de gira por todo el país.

slecht functioneren, slecht werken

La lavadora empezó a andar mal de repente.

raar doen

locución verbal (informeel)

El televisor no anda bien, pero creo que es nada más por un cable que está flojo.
De tv doet raar, maar ik denk dat er gewoon ergens een draad los zit.

op zijn tenen lopen

(figurado, hablar) (figuurlijk)

Sin ganas de andar de puntillas con el tema, su jefe lo despidió.

niet genoeg, onvoldoende

(coloquial)

Tengo que ir de compras, andamos cortos de pan y leche.

fietsen

(coloquial)

Iremos en bici al almacén.

schrijden

Len entró en la oficina dando zancadas y pidió ver al gerente.

motorrijden

trappelen

locución verbal (hoeven van paard)

met iemand omgaan

Desde que Harvey empezó a estar con ese grupo de chicos más grandes, siempre está en problemas.

brommen

Voy en moto al trabajo a menos que llueva.

goed voorzien van

in een relatie

(coloquial)

¿Estás emparejado con alguien o buscas una relación?

tred, gang

Se podía ver su felicidad en su forma de caminar el día siguiente a su cita.

feesten, naar feestjes gaan, een feestje bouwen

Lo único que hace es andar de fiesta y dormir.

een campagnereis maken

El candidato hizo campaña por su distrito en busca de votos.

stommelen

Cansado, Rudy caminó con dificultad escaleras arriba hasta su habitación.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van andar in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Verwante woorden van andar

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.