Wat betekent servir in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord servir in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van servir in Spaans.

Het woord servir in Spaans betekent helpen, bedienen, bedienen, serveren, dienen, volstaan, voldoende zijn, serveren, opdienen, dienen, dienen, werken, baten, helpen, fungeren als, bedienen, serveren, bruikbaarheid, opscheppen, voldoen, passen, werken, scheppen, lepelen, uitscheppen, dienen als, fungeren als, het is nutteloos, het is zinloos, niet in staat, als voorbeeld dienen, verzorgen, bijstaan, bedienen, het is nutteloos, het is zinloos, opscheppen, tot nut strekken, cateren, dienst doen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord servir

helpen, bedienen

verbo intransitivo

El gerente dice que su primera prioridad es servir a sus clientes.

bedienen, serveren

verbo transitivo

Ella le sirvió la comida a los niños.

dienen

verbo transitivo

Alfred le sirvió fielmente a Bruce Wayne.

volstaan, voldoende zijn

verbo intransitivo

Sí, este destornillador en particular me servirá bien.

serveren

verbo intransitivo (deportes)

¿Quién es el próximo en servir? Creo que soy yo.

opdienen

Él ha servido en el restaurante por dos años.

dienen

(obsoleto)

Él sirvió fielmente durante muchos años.

dienen

verbo intransitivo

El sargento ha servido por espacio de diez años.

werken

verbo intransitivo

Yo serví como paramédico durante diez años.

baten, helpen

fungeren als

verbo intransitivo

A veces un destornillador sirve como cincel.

bedienen, serveren

verbo transitivo

Sírvete tú mismo el café; no estoy aquí para servirte.

bruikbaarheid

verbo intransitivo

Para esto no sirve el martillo.

opscheppen

verbo transitivo (alimentos)

El camarero de la cafetería servía el puré de patata en la bandeja.

voldoen

verbo intransitivo

¿Así te vale? ¿O debo trabajar más en el asunto?

passen

Mis zapatos ya no me quedan.

werken

¿Funcionó la medicina?

scheppen, lepelen, uitscheppen

(con cuchara)

Karen sacó helado y lo puso en un cuenco.

dienen als, fungeren als

La oficina también funciona como habitación de huéspedes.

het is nutteloos, het is zinloos

No sirve de nada que lo llames por su nombre, ya no te escucha.

niet in staat

Lo intentó, pero no daba la talla para el desafío. Tu actuación no da la talla del estándar.

als voorbeeld dienen

locución verbal

Este tipo de situaciones suelen terminar muy mal, sirva como ejemplo la crisis de 1929.

verzorgen, bijstaan

locución verbal

bedienen

(comida, a persona)

Este restaurante no sirve a veganos.

het is nutteloos, het is zinloos

No tiene sentido que le pidas el auto prestado a Jake, te dirá que no.

opscheppen

locución verbal

Seth se sirvió la sopa en su plato con un cucharón.

tot nut strekken

(formeel)

Al final, ninguna de estas medidas desesperadas le sirvieron.
Uiteindelijk strekten geen van deze krasse maatregelen hem tot nut.

cateren

(ES)

Mi madre solía servir catering para bodas.

dienst doen

Ya hace veinte años que Edward sirve en el ejército.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van servir in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.