Wat betekent sentir in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord sentir in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van sentir in Portugees.

Het woord sentir in Portugees betekent voelen, voelen, aanvoelen, voelen, vinden dat, het gevoel hebben dat, zich voelen, ruiken, gevoelens hebben, voelen, verwerken, te verwerken krijgen, iets vaststellen, voelen, bevoelen, tasten, missen, ervaren, voelen, aanraken, betasten, zich bewust worden van, berouw hebben, berouwen, ruiken, zich voelen, zich voelen, iem. zich thuis doen voelen, iem. zich thuis laten voelen, zin hebben in iets, zich invoelen, zich inleven, zich duizelig voelen, zich slecht voelen, zich beter voelen, treurig zijn, depressief zijn, zich goed voelen, zich ziek voelen, spijten, opvangen, opgewonden zijn, , zich slecht voelen dat, meeleven met, medelijden hebben met, sympathie voelen voor iemand, ruiken, zich slecht voelen over iets, braken, zich slecht voelen voor iemand, zich niet lekker voelen, missen, door schaamte motiveren, bespeuren, proeven, pijn lijden, proeven, borrelen, broeden, zich storen aan, in tweestrijd staan. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord sentir

voelen

verbo transitivo

Ele sentiu a mão dela no seu ombro.

voelen, aanvoelen

verbo transitivo

Eu senti hostilidade na voz dele.

voelen

verbo transitivo

Ele conseguia sentir o olha dela sobre ele.

vinden dat, het gevoel hebben dat

verbo transitivo (figurado, pensar)

Ele sentiu que as ações dela foram injustas.

zich voelen

verbo transitivo

Eu passei pelo pior da minha gripe, mas ainda me sinto fraco.

ruiken

Eu senti que ela estava falando a verdade.

gevoelens hebben

(ter emoção)

Ele é um homem que se sente intensamente.

voelen, verwerken, te verwerken krijgen

verbo transitivo

Ele sentiu toda a força da batida.

iets vaststellen

verbo transitivo (figurado)

voelen, bevoelen, tasten

verbo transitivo

Ela tocou o tecido para saber como era bom.

missen

(door afwezigheid)

As crianças sentem saudades do pai quando ele está fora a trabalho.

ervaren

verbo transitivo

Estou sentindo muita dor no joelho.

voelen, aanraken, betasten

Eu gosto de manusear um tecido por um tempo antes de comprá-lo.

zich bewust worden van

verbo transitivo (ficar consciente de)

De repente, ele percebeu outra pessoa no lugar.

berouw hebben

berouwen

ruiken

(detectar pelo cheiro)

Ela farejou alho e sabia que a sua amiga estava cozinhando.

zich voelen

verbo pronominal/reflexivo

Eu me senti muito embaraçado.

zich voelen

verbo pronominal/reflexivo

Eu me senti um tolo quando ela apontou o meu erro.

iem. zich thuis doen voelen, iem. zich thuis laten voelen

expressão verbal

zin hebben in iets

expressão verbal

zich invoelen, zich inleven

Você está tendo dificuldades com a sua declaração de imposto? Eu me identifico com essa situação!

zich duizelig voelen

locução verbal

zich slecht voelen

locução verbal

O pai sentiu culpa quando a sua reunião de negócios impediu que ele visse o recital de dança de sua filha.

zich beter voelen

expressão verbal

Eu me sinto muito melhor agora que perdi peso.

treurig zijn

locução verbal

Ele sente-se triste desde que a Maria o dispensou.

depressief zijn

expressão verbal

Considerando o você que vivenciou, é perfeitamente natural sentir-se triste. Me senti triste por não ter conseguido aquele trabalho; achei que tivesse tirado a entrevista de letra.

zich goed voelen

expressão verbal

zich ziek voelen

spijten

expressão verbal

Eu sinto muito não poder ajudar mais.

opvangen

(figuurlijk)

Sentiu o cheiro de hostilidade na reunião?
Heb je een vleugje van vijandigheid in die vergadering te opgevangen?

opgewonden zijn

locução verbal

zich slecht voelen dat

meeleven met

medelijden hebben met

(sentir compaixão por)

Tenho pena (or: tenho dó) de quem, ainda jovem, perde os pais.

sympathie voelen voor iemand

locução verbal

ruiken

(habilidade de cheirar)

Não consigo sentir o cheiro por causa deste resfriado.

zich slecht voelen over iets

braken

zich slecht voelen voor iemand

locução verbal

Eu senti pena dos meus vizinhos, porque eles passaram por muitos problemas recentemente.

zich niet lekker voelen

locução verbal

Estou me sentindo mal desde que comi aquelas ostras.

missen

(door afwezigheid)

Eu tenho saudades das montanhas de casa.

door schaamte motiveren

locução verbal

O pregador fez a congregação sentir-se envergonhada para que agisse.

bespeuren, proeven

Senti um gostinho de canela na massa.

pijn lijden

expressão verbal

Ele sentiu dor por dois dias após o acidente.

proeven

Gosto muito da textura da comida, mas não consigo sentir o gosto.

borrelen, broeden

locução verbal (figuurlijk)

Depois de discutir com seus pais, a adolescente correu para o quarto e sentiu raiva sozinha.

zich storen aan

locução verbal

Eu me sinto muito perturbado pelas intromissões do governo.

in tweestrijd staan

Estou sentindo-me dividido quanto a ir ou ficar.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van sentir in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.