Wat betekent los in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord los in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van los in Spaans.

Het woord los in Spaans betekent de, hun, hen, jullie, de, op, jullie, jullie, haar, zijn, mijn, hun, ons, onze, zijn/haar, zenuwachtig, nerveus, schimmel-, getals-, getallen-, nederigmakend, gladiatoren-, te precies, te nauwkeurig, met ontblote tanden, alledaags, gewoon, studieus, leergierig, recentelijk, in achtervolging, lekker voor je, pech gehad, oorsmeer, klit, bosrank, clematis, oorsuizing, bezorger, openbaring, iedereen, tandjes krijgen, stuntelen, klungelen, zich onderwerpen, in vorm komen, in vorm geraken, herleiden, lostrekken, losrukken, allebei, beide, viking-, vikings-, antipodaal, bewustwording, ringwerpen, zondag-, neger-, afwas, vaat, ongeveer, beschrijven, de bouten verwijderen, opgeblazen, aanvaarden, aannemen, bang maken, trommelen, marine, dobbelen, werpen, gooien, uittekenen, riemen binnenhalen, luiken sluiten, feitelijk, objectief, krullend, omkrullend, minst, kleinst, laagst, barden-, snaarachtig, discriminerend op leeftijd, werknemersvijandig, aan de andere kant van de wereld gelegen, buitenstedelijk, met pijnlijke voeten, ongecijferd, met auteursrecht, door de hele winkel verspreid, in de hele winkel aanwezig, druipend nat, kletsnat, kleddernat, mager, uitgemergeld, nuchter, praktisch, vergezocht, met de mond vol tanden, veertiger, sinds mensenheugenis, onder de voeten, inwendig, van binnen, innerlijk, in de Verenigde Staten, huilend, in het ergste geval, in alle opzichten, in elk opzicht, in de goede oude tijd, ongedurig, gespannen, net, ternauwernood, door de eeuwen heen, met open armen, in het beste geval, elke dag, elk jaar, zonder twijfel, door de jaren heen, voor de aankomende jaren, iemand op de hielen zitten, in de put, in de ogen van de wet, in het oog der wet. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord los

de

(masculino plural) (mannelijk+vrouwelijk)

Me interesan los pobres.

hun, hen

Los invitados están aquí; voy a ir a saludarlos.

jullie

(a ustedes)

Los puedo ver.

de

(masculino singular) (mannelijk+vrouwelijk)

El niño fue a dar un paseo.

op

(con días) (dag)

Siempre salgo a trotar los domingos. Vamos al cine el martes. ¿Estás libre el 6 de junio?

jullie

(a ustedes)

jullie

(a ustedes)

haar

(antes de sustantivo)

Este es su libro, no el mío.

zijn

(antes de sustantivo)

Me gusta su sombrero nuevo.

mijn

(antes del sustantivo)

¿Has visto mis llaves?

hun

(antes de sustantivo)

Es su perro.

ons, onze

A nuestro trabajo le falta mucho.

zijn/haar

(antes de sustantivo)

Alguien dejó su bolígrafo aquí.

zenuwachtig, nerveus

Cruzar la calle a través del tránsito me pone nervioso.

schimmel-

(in samenstelling)

Jamie está tomando medicación contra una infección micótica.

getals-, getallen-

(in samenstellingen)

El examen evaluaba las aptitudes numéricas de los estudiantes.

nederigmakend

Trabajar con los más necesitados es una experiencia aleccionadora.

gladiatoren-

(in samenstellingen)

te precies, te nauwkeurig

met ontblote tanden

(sonrisa) (lach)

alledaags, gewoon

studieus, leergierig

recentelijk

Recientemente estuvo tomando el autobús.

in achtervolging

La policía llegó persiguiendo los ladrones.

lekker voor je, pech gehad

(coloquial) (informeel)

¿Pensaste que no podía ganar? ¡Pues gané! ¡Toma!

oorsmeer

La ácaros en los oídos pueden causar un incremento de cera en los gatos.

klit

(plantenkunde)

bosrank, clematis

(plantkunde)

oorsuizing

(medisch)

bezorger

El repartidor dejó el paquete en la puerta.

openbaring

La charla fue una verdadera revelación. Aprendí muchas cosas nuevas.

iedereen

Cualquiera que desee tener un carné de conducir debe pasar un examen.

tandjes krijgen

stuntelen, klungelen

zich onderwerpen

in vorm komen, in vorm geraken

(informal)

Steve empezó a ir al gimnasio para tonificarse.

herleiden

Roberto no se acordaba por qué había tomado esa decisión, así que trató de desandar sus pasos.

lostrekken, losrukken

allebei, beide

(formal)

Ambas teorías son convincentes.

viking-, vikings-

(in samenstellingen)

antipodaal

(figuurlijk)

bewustwording

Su despertar sexual le llegó a una edad temprana.

ringwerpen

(spel)

zondag-

(in samenstelling)

Leer el periódico con una taza de café es nuestro ritual dominical.

neger-

(en desuso de forma peyorativa) (in samenst., beledigend)

afwas, vaat

(platos, vasos, etc.)

Es su trabajo lavar la vajilla después de cenar.

ongeveer

Anoche escuché un estrépito como a las diez.

beschrijven

(programa, documental)

El presentador comentó las diapositivas para su audiencia.

de bouten verwijderen

opgeblazen

(figuurlijk)

Clive se envaneció cuando su hijo recibió el premio.

aanvaarden, aannemen

Sus colegas acogieron sus propuestas.

bang maken

¡Deja de mirarme así! ¡Me estás asustando!
Stop met zo naar mij te kijken! Je maakt me bang!

trommelen

(met vingers)

Linda siempre tamborilea los dedos cuando piensa.

marine

(coloquial)

Su padre había estado en la marina, pero ahora se unió a los marines.

dobbelen, werpen, gooien

Es tu turno para lanzar. Aquí están los dados.

uittekenen

Planificaré toda la zona antes de empezar a construir.

riemen binnenhalen

Los remeros cargaron sus remos al acercarse a la orilla.

luiken sluiten

Bill cerró la tienda antes de irse a casa a cenar.

feitelijk, objectief

locución adjetiva

La policía confirmó que los informes de los medios de comunicación estaban basados en los hechos.

krullend, omkrullend

locución adjetiva

El papel está amarillento y doblado por los bordes por el paso del tiempo.

minst, kleinst, laagst

El programa de esta año recibió el menor número de solicitudes de su historia.

barden-

(in samenstelling)

snaarachtig

locución adjetiva (música)

discriminerend op leeftijd

werknemersvijandig

aan de andere kant van de wereld gelegen

locución adverbial

buitenstedelijk

locución adverbial

met pijnlijke voeten

locución adjetiva

ongecijferd

locución adjetiva

met auteursrecht

locución adjetiva

door de hele winkel verspreid, in de hele winkel aanwezig

locución adjetiva

druipend nat

locución adjetiva

Las chicas estaban caladas hasta los huesos cuando volvieron a casa después de la tormenta.

kletsnat, kleddernat

(coloquial) (informeel)

El gato entró a la casa calado hasta los huesos después de haber estado sentado bajo la lluvia.

mager, uitgemergeld

locución verbal

Belén se está quedando en los huesos. Creo que es anoréxica.

nuchter, praktisch

Marilyn es una persona con los pies en la tierra: será de gran valor en la próxima crisis.

vergezocht

(coloquial)

La historia de Carlos estaba demasiado jalada de los pelos como para ser creíble.

met de mond vol tanden

(figurado) (figuurlijk)

veertiger

(estar)

Su piel era tan clara y suave que nunca adivinarías que está en los cuarenta.

sinds mensenheugenis

Esta fue la peor tormenta de nieve que se recuerde.

onder de voeten

inwendig, van binnen, innerlijk

Por dentro, a Tony no le caía bien su invitado.

in de Verenigde Staten

locución adverbial

huilend

locución adverbial

in het ergste geval

locución adverbial

En el peor de los casos, tendrás que recurrir a su ayuda.

in alle opzichten

Los barcos cumplen la nueva regulación en todos los sentidos.

in elk opzicht

Es un caballero en todos los aspectos.
Hij is een gentleman in elk opzicht.

in de goede oude tijd

En los buenos tiempos, podías comprar una Coca Cola por cinco centavos.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. In de goede oude tijd kon je Coca Cola kopen voor een stuiver.

ongedurig, gespannen

Ese extraño sonido me dejó con el alma en vilo.

net, ternauwernood

(coloquial)

Ganó la carrera, pero por los pelos.

door de eeuwen heen

A lo largo de los años los hombres han estado en guerra unos con otros.

met open armen

locución adverbial (fig) (figuurlijk)

Cuando viajé a Ámsterdam, la familia me recibió con los brazos abiertos.

in het beste geval

En el mejor de los casos estará listo mañana.
In het beste geval is het morgen klaar.

elke dag

Me ducho todos los días.

elk jaar

locución adverbial

Celebramos la Navidad todos los años.

zonder twijfel

Esta es, sin lugar a dudas, la mejor torta que probé en mi vida.

door de jaren heen

locución adverbial

Con los años que me quedan, podré olvidarlo.

voor de aankomende jaren

Se esperan elevados déficits en los años venideros.

iemand op de hielen zitten

locución verbal (figurado) (figuurlijk)

El agente de policía le iba pisando los talones al fugitivo.
De politie zat de bestuurder op de hielen.

in de put

(coloquial) (figuurlijk)

Kate ha estado con el ánimo por el suelo desde que reprobó su examen.

in de ogen van de wet, in het oog der wet

locución adverbial

Ante los ojos de la ley, una persona es inocente hasta que se demuestre la contrario.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. In de ogen van de wet, een persoon is onschuldig tot zijn schuld bewezen is.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van los in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.