Wat betekent mão in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord mão in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van mão in Portugees.

Het woord mão in Portugees betekent hand, hand, man, handigheid, hand, handje, hand, beurt, hand, wijzer, uitkomst, beurt, uitkomstkaart, gitaarkop, handgemaakt, afgevaardigd, overgedragen, personeelsbestand, handtas, handvol, de hand hebben in, schriftelijk afstand doen, hard, wreed, beroepsbevolking, arbeidskrachten, beginnen met, opgeven, tweedehands, afgedragen, dichtbij, aaien, strelen, gierig, handgemaakt, uit de vrije hand gemaakt, uit de losse pols gemaakt, handgeweven, gierig, krenterig, gul, vrijgevig, eenrichtings-, arbeidsintensief, gemakkelijk, handig, met ijzeren hand, bij de hand, Wacht even!, iets dat handig is of goed uitkomt, kruiwagen, handdruk, handrem, grondverf, kruiwagen, handwagen, handkar, handdruk, handvat, schrijfletter, handkar, handafdruk, met strakke hand, handsignaal, onzichtbare hand, ijzeren vuist, handbagage, speciaalzaak, aan de slag gaan, ter zake komen, groene vingers, in iemands greep raken, schoon schip maken, het zonder iets stellen, het zonder iets doen, putten uit, betrappen, iets doorgeven, sleutel-op-de-deur, met de backhand, met de backhand, met de vlakke hand, dichtbij, in de buurt, uit de vrije hand, uit de losse pols, kruiwagen, handschrift, handdruk, werkpaard, onzichtbare hand, tweedehands voorwerp, in schrijfletters, aan iets gaan werken, betrappen, iets doorgeven, onhandig, onbeholpen, in schrijfletters, onderhands, onderhands, lik. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord mão

hand

substantivo feminino

Ele pôs as mãos nos bolsos.

hand

substantivo feminino

Minha mão está ótima! Meu jogo está praticamente pronto.

man

substantivo feminino (fig, trabalhador braçal, auxiliar)

De quantas mãos o serviço precisará?

handigheid

substantivo feminino (destreza, habilidade)

Nunca testei minha mão para culinária oriental.
ik heb nooit een poging gewaagd

hand

Eu fiz isso com as minhas próprias mãos.
Ik deed het met mijn eigen handen.

handje

(figurado)

Você precisa de uma mão com aquela caixa?

hand

substantivo feminino

Ele pediu a mão dela em casamento.

beurt

substantivo feminino (jogo de cartas)

De quem é a mão?

hand

substantivo feminino (toque)

Ele podia ver a mão de um verdadeiro artesão no vestuário.

wijzer

(relógio)

Eu via o ponteiro dos minutos chegar ao 12.

uitkomst

substantivo feminino (baralho) (kaartspel)

beurt

substantivo feminino (kaartspel)

uitkomstkaart

substantivo feminino (kaartspel)

gitaarkop

(de guitarra)

handgemaakt

locução adverbial

É feito à mão. Não é um item comum, feito em grandes quantidades.

afgevaardigd, overgedragen

(indireto)

personeelsbestand

substantivo feminino (funcionários de uma empresa)

A empresa deu um bônus a todos a mão-de-obra no natal.

handtas

(bolsa feminina)

handvol

de hand hebben in

(informal: estar envolvido) (informeel)

schriftelijk afstand doen

(direitos)

hard, wreed

beroepsbevolking

Os trabalhadores do país precisam aumentar para bancar uma população em envelhecimento.

arbeidskrachten

beginnen met

Vicente precisa começar o projeto da escola logo porque o prazo já é na semana que vem.

opgeven

(figurado)

tweedehands, afgedragen

dichtbij

Phil sempre deixa o telefone por perto, caso sua mulher ligue.

aaien, strelen

(passar a mão por)

Ela alisou o pelo do gato.

gierig

(tacanho com dinheiro)

Carl é tão sovina; ele nunca coloca dinheiro no fundo comum.

handgemaakt

locução adjetiva

uit de vrije hand gemaakt, uit de losse pols gemaakt

locução adjetiva (desenho, etc.)

handgeweven

locução adjetiva

gierig, krenterig

(pejoratief)

gul, vrijgevig

expressão (generoso)

eenrichtings-

(figurado, trânsito, uma só direção)

De repente me vi indo no sentido errado numa rua de mão única.

arbeidsintensief

gemakkelijk, handig

locução adverbial (convenientemente)

met ijzeren hand

(figurado: rigidamente) (figuurlijk)

bij de hand

locução adverbial

Eu tenho sempre uma lanterna à mão por causa dos frequentes cortes de energia.

Wacht even!

interjeição (informal)

iets dat handig is of goed uitkomt

Com as suas várias alergias, morar perto duma farmácia tem sido uma vantagem (or: conveniência).

kruiwagen

handdruk

handrem

(freio de emergência)

grondverf

kruiwagen

handwagen, handkar

handdruk

handvat

substantivo masculino

schrijfletter

locução adverbial (escrita à mão normal)

handkar

handafdruk

(marca deixada pela mão)

met strakke hand

(figurado) (figuurlijk)

handsignaal

Os ciclistas usam gestos de mão quando viram ou param buscando maior segurança nas ruas.
Voor een betere wegveiligheid zouden fietsers handsignalen moeten gebruiken wanneer ze stoppen.

onzichtbare hand

(figurado: condutor invisível) (figuurlijk)

ijzeren vuist

substantivo feminino (controle rígido) (figuurlijk)

Mussolini regeerde Italië met ijzeren vuist.

handbagage

speciaalzaak

(loja que vende itens produzidos por artesão)

aan de slag gaan, ter zake komen

(expressão)

Nós temos que botar a mão na massa se quisermos terminar hoje.
We moeten ter zake komen als we vandaag nog willen afronden.

groene vingers

expressão verbal (figurado, jardinagem) (figuurlijk)

Minha mãe tem mão boa porque tudo que ela toca cresce bem. Todas as minhas mudas vingaram esse ano, então talvez eu tenha mesmo mão boa.
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Mijn moeder heeft groene vingers. Alles wat ze aanraakt groeit goed.

in iemands greep raken

expressão verbal (figurado: ser controlado) (figuurlijk)

schoon schip maken

expressão verbal (figuurlijk)

het zonder iets stellen, het zonder iets doen

locução verbal

putten uit

expressão verbal (recursos: usar)

Henrietta lançou mão da experiência dela como capitã de hóquei quando lhe pediram para liderar um projeto.

betrappen

iets doorgeven

expressão verbal (figurado)

Minha mãe me deu uma colcha que tinha sido passada de mão em mão por muitas gerações.
Mijn moeder gaf me een sprei die al over vele generaties was doorgegeven.

sleutel-op-de-deur

expressão (pronta para funcionar)

met de backhand

locução adjetiva (esporte) (sport)

met de backhand

locução adverbial (esporte) (sport)

met de vlakke hand

locução adjetiva

dichtbij, in de buurt

locução adverbial

uit de vrije hand, uit de losse pols

locução adverbial

kruiwagen

substantivo masculino

Use um carrinho de mão para trazer aquela pilha de tijolos para cá.

handschrift

A sua letra de mão é muito pequena para que eu leia.

handdruk

werkpaard

(figuurlijk)

onzichtbare hand

substantivo feminino (figurado: economia) (fig., economie)

tweedehands voorwerp

substantivo feminino

in schrijfletters

locução adverbial (escrito à mão normal)

aan iets gaan werken

expressão

betrappen

expressão

iets doorgeven

Pegue um cookie e passe adiante.
Pak een koekje en geef ze door.

onhandig, onbeholpen

in schrijfletters

locução adverbial (em escrita à mão normal)

onderhands

locução adverbial

Veronica arremessou a bola com a mão por baixo.

onderhands

locução adverbial

lik

substantivo feminino (informeel, verf)

Esta porta podia levar uma demão de tinta.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van mão in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.