Wat betekent over in Engels?

Wat is de betekenis van het woord over in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van over in Engels.

Het woord over in Engels betekent boven, over, om, over, overheen, door-, over, op, naar, over, gedaan, voorbij, opnieuw, weer, meer dan, boven, over, buiten-, over-, over, erover, erboven, over, aan, door, aan, gelegen, omver, om, over, overheen, -heen, ommezijde, op bezoek, te gast, op, tegenover, over, aan de andere kant van, boven, tot boven, hoger dan, tijdens, in, boven, hoger dan, meer dan, liever dan, met, via, over, gedeeld door, over, overwaaien, overwaaien, overkoken, overgaan in, overlopen in, opschuiven, onthouden, meenemen, meebrengen, meenemen, controleren, nakijken, klimmen over, klauteren over, stijgen ten opzichte van, overkomen, aanslaan, langskomen, bezoeken, overkomen, overlopen, overlopen, genen uitwisselen, muziekgenres combineren, een breed publiek trekken, opnieuw doen, ruzie maken over, ruzie hebben over, struikelen, vechten om, ruziën over, over de kop gaan, Maak je niet druk, zich druk maken om iemand, over iets heenkijken, goed gaan, herhalen, overstappen, overhandigen, overleveren, bespreken, regelen, iets uitstellen, hangen boven, zweven boven, iem. op de nek zitten, opvriezen, uitfoeteren, omverschoppen, omvertrappen, iets/iemand omver rijden, iets/iemand omver gooien, inspecteren, onderzoeken, medisch onderzoeken, vernieuwen, opknappen, zich opmaken, overmaken, overwegen, worstelen met, worstelen met, overal, overal, her en der, helemaal, precies, over de hele wereld, over heel de wereld, overal ter wereld, grondig, volledig, over het hele lijf, voorbij zijn, afgelopen zijn, zich bukken, leunen over, omvouwen, omverblazen, omverwaaien, meenemen, meebrengen, een blik werpen op, betuttelen, overkammer, draperen over, enthousiasmeren, tuimelen, hals over de kop, op iemand verliefd worden, hals over de kop verliefd worden op iemand, voorkeur voor iets hebben, omdraaien, omkeren, iets omvouwen, door de zure appel heen bijten, een blik werpen op, zich verkneukelen in, over iets gaan, pingelen over, razendsnel, overhandigd, hangen boven, op bezoek krijgen, bewegen over, de muis bewegen over, een kater hebben, de wacht houden over, voorover buigen, zijwaarts buigen, over, overgebleven, ongebruikt, overblijfsel, drukte maken over iets, bewondering tonen over iets, in beslag genomen worden, vluchtige blik, snelle inspectie, een doekje over iets heen halen, steeds weer, steeds opnieuw. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord over

boven

preposition (above)

They hung a picture over the fireplace.

over, om

preposition (on top of)

He was carrying the bag over his shoulder.

over, overheen

preposition (across)

The thief jumped over the wall and got away.

door-

preposition (throughout) (met ww: doorbladeren, doorlezen etc.)

You should look over the report before signing it.

over

preposition (covering)

They put sheets over the furniture to protect it.

op

preposition (upon) (slaan)

She hit him over the head and ran away.

naar

adverb (across)

They walked over to the window.

over, gedaan, voorbij

adjective (finished)

Is the news over yet?

opnieuw, weer

adverb (repetitively)

She kept saying, "I can't believe it" over and over.

meer dan, boven

preposition (more than)

Over 40% of voters disapprove.

over

adjective (in excess)

If there is any food over after the party, you can take it.

buiten-, over-

adjective (outer) (met zn: buitenlaag, overjas etc.)

Over garments are a necessity in this cold climate.

over

adjective (recovered from)

He's not yet over the loss of his mother.

erover, erboven

adverb (overhanging)

They sat under a tree, with branches hanging over.

over

adverb (covering a surface)

The walls have been painted over.

aan, door

adverb (from a person to another) (aangeven, doorgeven)

Could you hand that book over to me, please?

aan, gelegen

adverb (at a distance) (positie)

She lives over in the west end of the city.

omver, om

adverb (upend)

He knocked the glass over and spilled wine everywhere.

over, overheen

adverb (against)

Stop leaning over that wall!

-heen

adverb (to a place) (hierheen, daarheen)

Can you come over here a minute?

ommezijde

adverb (overleaf) (papier)

See over for more details.

op bezoek, te gast

adverb (staying as guests)

We've got friends over this weekend.

op, tegenover

preposition (against) (van een voordeel of voorsprong)

We have a big lead over our competitors.

over, aan de andere kant van

preposition (on another side of)

They live over the border in Belgium.

boven, tot boven, hoger dan

preposition (higher than)

The mud came over our knees.

tijdens, in

preposition (during)

The shop will be closed over the holidays.

boven, hoger dan, meer dan

preposition (of greater quantity)

That is well over what we paid.

liever dan

preposition (in preference to)

I prefer the red one over the blue.

met, via

preposition (by means of) (hulpmiddel of medium)

We can talk over the phone if you prefer.

over

preposition (concerning) (in verband met)

They always argue over who gets to drive.

gedeeld door, over

preposition (divided by) (wiskunde)

Twelve over four is three.

overwaaien

phrasal verb, intransitive (literal (clouds: pass, disappear) (letterlijk)

overwaaien

phrasal verb, intransitive (figurative (argument, etc.: be forgotten) (figuurlijk)

Let's hope that the dispute will soon blow over.

overkoken

phrasal verb, intransitive (spill over while boiling)

Make sure that the water in the saucepan doesn't boil over.

overgaan in, overlopen in

phrasal verb, intransitive (figurative (argument, etc.: extend)

opschuiven

phrasal verb, intransitive (informal (move to make space for [sb])

If you two budge up, I'll be able to sit on the sofa too.

onthouden

phrasal verb, transitive, separable (sum: transfer to next column) (op school)

Carry over the number "4" and put it at the top of the next column.

meenemen

phrasal verb, transitive, separable (vacation allowance: use next year)

My boss won't allow me to carry over my vacation time to next year so I must take holidays now.

meebrengen, meenemen

(be extended)

His frustration at work carried over to his home.

controleren, nakijken

phrasal verb, transitive, separable (examine, inspect)

klimmen over, klauteren over

phrasal verb, transitive, inseparable (clamber across)

Even if you manage to climb over the prison fence, the dogs will be waiting on the other side.

stijgen ten opzichte van

phrasal verb, transitive, inseparable (figurative (be promoted in advance of)

overkomen, aanslaan

phrasal verb, intransitive (figurative (message: be clear) (figuurlijk)

The Prime Minister's message came over very well in his speech.

langskomen, bezoeken

phrasal verb, intransitive (informal (pay a visit)

If you come over this evening we'll watch a movie together.

overkomen

phrasal verb, transitive, inseparable (emotion: affect) (emoties)

I don't know what's come over me, but I can't stop crying. A strange feeling of joy came over me.

overlopen

phrasal verb, intransitive (figurative (change sides) (figuurlijk)

Smith resigned from the government and came over to the opposition.

overlopen

phrasal verb, intransitive (change loyalties)

The senator crossed over to the opposition.

genen uitwisselen

phrasal verb, intransitive (exchange genes)

The genes cross over from one chromosome to another.

muziekgenres combineren

phrasal verb, intransitive (music: mix genres)

een breed publiek trekken

phrasal verb, intransitive (music, film: appeal diversely) (film, muziek)

The film has enough appeal to cross over to a wider audience.

opnieuw doen

phrasal verb, transitive, separable (redo, do again)

The report was a mess, and the boss made me do it over.

ruzie maken over, ruzie hebben over

(quarrel because of)

struikelen

phrasal verb, intransitive (person: trip or slip)

He's so clumsy that he fell over his own feet.

vechten om

phrasal verb, transitive, inseparable (literal (have a physical struggle for)

The players fought over the loose ball.

ruziën over

phrasal verb, transitive, inseparable (informal, figurative (argue, quarrel)

Let's not fight over who does the dishes tonight!

over de kop gaan

phrasal verb, intransitive (turn upside down) (voertuigen)

The car hit a pothole, flipped over and landed on its roof.

Maak je niet druk

phrasal verb, transitive, inseparable (fret trivially about)

Don't fuss over things that you can't control.

zich druk maken om iemand

phrasal verb, transitive, inseparable (be overly attentive to)

The little boy's mother fussed over him when he hurt himself.

over iets heenkijken

phrasal verb, transitive, inseparable (figurative (make [sth] look better)

We'll have to encourage the media to gloss over some of the nastier issues.

goed gaan

phrasal verb, intransitive (informal (be received)

I hope that my speech goes over well at the meeting tonight.
Ik hoop dat mijn speech goed gaat tijdens de vergadering van vanavond.

herhalen

phrasal verb, transitive, inseparable (review in detail)

For hours afterwards, she kept going over and over what he'd told her but it still made no sense.
Uren achteraf, bleef ze steeds herhalen wat hij haar had verteld, maar het klopte nog steeds niet.

overstappen

phrasal verb, transitive, inseparable (informal (switch to)

I went over to another cell phone provider because I didn't like the one I had been using.

overhandigen

phrasal verb, transitive, separable (give, relinquish: object)

overleveren

phrasal verb, transitive, separable (figurative (surrender: territory, child)

bespreken, regelen

phrasal verb, transitive, separable (informal (negotiate, discuss [sth])

Peter and Frank hashed out their differences and are friends again. Ella and I have finally hashed out the details of our business plan.

iets uitstellen

phrasal verb, transitive, separable (informal (postpone)

hangen boven, zweven boven

phrasal verb, transitive, inseparable (float, be suspended above)

A police helicopter hovered over the building in which the terrorists had taken refuge.

iem. op de nek zitten

phrasal verb, transitive, inseparable (figurative (attend or supervise impatiently) (figuurlijk)

Jeff's new boss was always hovering over him and making him feel uncomfortable and nervous.

opvriezen

phrasal verb, intransitive (freeze on surface) (wegen)

In winter the river generally ices over for two months or more.
Tijdens de winter bevriest de rivier voor twee of meer maanden.

uitfoeteren

(informal, figurative (criticize, find fault with) (informeel)

He jumps all over his employees every time they make the slightest error.

omverschoppen, omvertrappen

phrasal verb, transitive, separable (knock over with the foot)

iets/iemand omver rijden

phrasal verb, transitive, separable (pedestrian: hit with a vehicle)

The bus was delayed because a cyclist was knocked over by a car.

iets/iemand omver gooien

phrasal verb, transitive, separable (from upright position)

I got mad at the little girl for knocking over my statue.

inspecteren, onderzoeken

(inspect)

The inspector looked over the restaurant for code violations.

medisch onderzoeken

(examine [sb] medically)

vernieuwen, opknappen

phrasal verb, transitive, separable (room or building: renovate)

They made their kitchen over and now have granite countertops.

zich opmaken

phrasal verb, transitive, separable (person: put cosmetics on)

She went and made herself over with new makeup and a new hair cut and color.

overmaken

phrasal verb, transitive, separable (property: transfer ownership) (bezit)

overwegen

phrasal verb, transitive, separable (ponder, consider)

He paused to mull over his various options before making a decision.

worstelen met

(struggle with decision) (figuurlijk)

I was very unsure about whether or not to give up my job and I agonised over the decision for weeks.

worstelen met

verbal expression (struggle with decision) (figuurlijk)

The tickets were expensive, so I agonized over going on the trip for months.

overal

adverb (informal (everywhere)

I've looked all over but still can't find my keys.

overal, her en der

adverb (over whole surface)

Oil from the site of the wrecked tanker is now spreading all over.

helemaal, precies

adverb (figurative, informal (in every respect) (informeel)

He forgot to turn up for his own wedding? That's him all over!

over de hele wereld, over heel de wereld

expression (in many countries)

Santa Claus is known all over the world.

overal ter wereld

adverb (figurative (everywhere)

Luke had searched all over the world, but there was no sign of Naomi.

grondig, volledig

adjective (thorough, complete)

over het hele lijf

adjective (tan, massage: over whole body)

voorbij zijn, afgelopen zijn

transitive verb (informal (be finished, ended)

zich bukken

(lean forward)

James dropped his pen, so he bent over to pick it up.

leunen over

(lean over)

Sam bent over the fence to try to reach the ball which had landed in his neighbour's garden.

omvouwen

(fold)

He bent over the corner of the page to mark his place in the book.

omverblazen, omverwaaien

(topple by blowing)

A strong wind had blown over several plant pots.

meenemen, meebrengen

(carry or take: to a given place)

I will bring the car over to your house if you drive me home afterwards.

een blik werpen op

verbal expression (survey quickly)

Just before her guests arrived, she cast a glance over the table to be sure everything was in place.

betuttelen

intransitive verb (figurative (fuss in a maternal way)

Patricia clucked over the sick little boy.

overkammer

noun (hairstyle worn to cover baldness) (haarstijl)

His comb-over doesn't hide the bald spot; it just looks silly.

draperen over

(arrange carefully)

The organizer draped the fabric over the lectern.

enthousiasmeren

intransitive verb (show enthusiasm)

tuimelen

verbal expression (tumble)

Alex fell head over heels down the mountainside.

hals over de kop

verbal expression (figurative (fall in love)

After knowing him for just two weeks I'd fallen head over heels.

op iemand verliefd worden

verbal expression (figurative (fall in love)

hals over de kop verliefd worden op iemand

verbal expression (figurative (fall in love)

voorkeur voor iets hebben

(prefer)

It's not unusual for parents to favor one child over the others.

omdraaien, omkeren

(turn upside down)

Marie flipped her notebook over when Roger tried to see what she was writing. When turning out a jelly, hold the plate over the mould before flipping it over.

iets omvouwen

(bend [sth] onto itself)

door de zure appel heen bijten

verbal expression (informal (do the unpleasant task now) (figuurlijk)

It's best to get it over with now, rather than leave it to the last minute.
Het beste is om door de zure appel heen te bijten dan het tot de laatste minuut uit te stellen.

een blik werpen op

(look quickly)

I barely dared to look at Megan, but when I did glance over, she was smiling.

zich verkneukelen in

(brag)

Miller was gloating over his victory against Lawson.

over iets gaan

(cross)

If you want to get to the other side of the river, you need to go over the bridge. I'm just going over the road to see Mr Davison.
Wanneer je aan de andere kant van de rivier wilt komen, moet je over de brug gaan. Ik ga gewoon over de weg om Meneer Davison te zien.

pingelen over

(bargain for [sth]) (informeel)

The buyer and seller were haggling over the price of the house for a week.

razendsnel

adverb (figurative, informal (continuously) (informeel)

This contract is losing us money hand over fist.
Dit contract doet ons razendsel geld verliezen.

overhandigd

adjective (given up or back)

hangen boven

(hover, dangle)

The fog hung over the town all morning.

op bezoek krijgen

transitive verb (invite, entertain)

We're having his parents over for the holidays.

bewegen over

(computing: mouse) (computer; muis)

You can hover over a link to see the full URL.

de muis bewegen over

verbal expression (computing) (computer)

Hover your mouse over the image for more information.

een kater hebben

adjective (suffering after excess of alcohol)

I won't be going to work today: I'm too hung over after last night's party. I'm so hungover I feel like I've been hit by a train.

de wacht houden over

transitive verb (observe, monitor)

voorover buigen

(bend forwards or down)

I have to lean over to tie my shoe laces.

zijwaarts buigen

(bend sideways)

In Pisa, there is a famous tower that leans over to one side.

over

expression (remaining)

After the party, there was just one bottle of wine left over.

overgebleven

adjective (food: uneaten)

Would you finish up that leftover chicken?

ongebruikt

adjective (materials: remaining, unused)

We'll keep those leftover shingles for repairs later.

overblijfsel

noun (figurative ([sth] remaining) (figuurlijk)

The superstition is a leftover from pagan times.

drukte maken over iets

verbal expression (informal (pay a lot of attention to)

The boss brought his dog to work yesterday and everyone made a fuss of it.

bewondering tonen over iets

verbal expression (informal (show great admiration for)

Nina got engaged yesterday! All the women in the office were making a fuss over her ring.

in beslag genomen worden

(be overly preoccupied with sthg) (gedachten)

She's constantly obsessing about her weight.

vluchtige blik, snelle inspectie

noun (informal (inspect quickly)

When I submitted my report to the CEO, he gave it the once-over and then gave me a thumbs up.

een doekje over iets heen halen

noun (informal (clean [sth] quickly) (informeel)

I had just finished giving the living room a once-over when the guests arrived.

steeds weer, steeds opnieuw

adverb (repeatedly, again and again)

My sister drove me nuts, singing that same song over and over. Gymnasts and figure skaters have to practice each routine over and over.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van over in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van over

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.