Wat betekent present in Engels?

Wat is de betekenis van het woord present in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van present in Engels.

Het woord present in Engels betekent cadeau, geschenk, tegenwoordige tijd, iem. voorstellen, aanwezig, present, schenken, geven, voorkomen, aanwezig, nu, tegenwoordig, momenteel, presenteren, voorstellen, presenteren, geven, tonen, overleggen, indienen, aanklagen, present, present, there, attendee, present, gift, present, gift, present, gift, now, present, present day, present, present, offer, present, offer, represent, reproduce, render, present, present, host, present, introduce, present, current, present, surprise, present, gift, submit, be present, present a danger, be a danger, pose a danger, present-day, contemporary, present tense, at present, now, momenteel. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord present

cadeau, geschenk

noun (gift)

The birthday present was just what she wanted.

tegenwoordige tijd

noun (grammar)

The first person singular present of "to be" is "am".

iem. voorstellen

transitive verb (formal (introduce: person)

Governor, may I present to you Mr Johnson?

aanwezig, present

adjective (in attendance)

The company director thanked all those present for making the conference a success.

schenken, geven

transitive verb (confer, give)

For his years of service, they presented a gold watch to him.

voorkomen

adjective (existing now)

Wild buffalo are no longer present in North America.
Wilde buffels komen niet meer voor in Noord-Amerika.

aanwezig

adjective (in mind) (in gedachten)

With the failures of past governors constantly present in his mind, the politician vowed to do better.

nu, tegenwoordig, momenteel

noun (now)

I know he used to be a salesman, but what is he doing at present?

presenteren

transitive verb (introduce: theatre)

We are proud to present the play "Hamlet" to you tonight.

voorstellen, presenteren

transitive verb (introduce: plan, idea)

He presented his plan to increase sales to his coworkers.

geven

transitive verb (give as a gift)

I present you this ring, as a sign of love.

tonen

transitive verb (display)

I need to present the new statue to the employees of the museum.

overleggen, indienen

transitive verb (invoice)

The vendor presents his invoice weekly.

aanklagen

transitive verb (law: charges) (recht)

The district attorney presented charges of assault.

present

(aanwezig)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

present

(ter plaatse)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

there

(aanwezig)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

attendee

(persoon ter plaatse)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present, gift

(geschenk)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present, gift

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present, gift

(cadeautje)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

now

(de tegenwoordige tijd)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present, present day

(de tegenwoordige tijd)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present

(persoon: aandienen)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

present

(voorstellen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

offer

(geven)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

present

(presenteren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

offer

(opleveren, geven)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

represent, reproduce, render

(tot uitdrukking brengen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

present

(figuurlijk (introduceren, presenteren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

present, host

(televisie/radio programma) (TV, radio)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

present

(leger: geweer presenteren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

introduce

(introduceren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

present

(zich aanbieden)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

current, present

(hedendaags)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

surprise

(ingepakt cadeau)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

present, gift

(geschenk)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

submit

(aanbieden)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

be present

(present zijn)

present a danger, be a danger, pose a danger

(een bedreiging zijn)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

present-day, contemporary

(tegenwoordig)

(adjective: Describes a noun or pronoun--for example, "a tall girl," "an interesting book," "a big house.")

present tense

(taalkunde) (linguistics)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

at present, now

(nu)

(adverb: Describes a verb, adjective, adverb, or clause--for example, "come quickly," "very rare," "happening now," "fall down.")

momenteel

adverb (currently)

At present, there are six students enrolled in the phonetics course.
Momenteel hebben zich zes studenten ingeschreven voor het vak fonetiek.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van present in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van present

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.