Wat betekent todo in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord todo in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van todo in Portugees.

Het woord todo in Portugees betekent allemaal, allemaal, al, alle, heel, heel, heel, ieder, elk, elk, alle, troep, zooi, zwik, bups, bende, mikmak, heel, geheel, alle, al, heel, door-, eenheid, heel, geheel, elk, ieder, heel, geheel, volledig, door, lang, alles, almachtig, hartgrondig, oprecht, geparadeer, iedereen, iedereen, doorweekt, doordrenkt, almachtig, omnipotent, over een gehele staat, provinciaal, de hele dag, het hele jaar door, gedurende het hele jaar, overal, overal, intensief, zonder reserve, in zijn geheel, hoe dan ook, in elk geval, van ganser harte, over de hele wereld, in totaal, jaar na jaar, de hele dag, elke dag, elk jaar, op volle kracht, over de hele wereld, over heel de wereld, voortdurend, de hele tijd, steeds, vol gas, volle vaart, het hele eind, gedurende heel, door, helemaal door, iedereen, met de massa meelopen, met jan en alleman naar bed gaan, landelijk, nationaal, provinciaal, overal ter wereld, overal, bijna, haast, praktisch, her en der, in het rond, iedereen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord todo

allemaal

pronome

Alguém comeu todos os chocolates. Todos os colegas dele foram à sua festa de aniversário.

allemaal

pronome

Gastei todo o meu dinheiro.

al

adjetivo

Ele derramou toda a sopa no chão.

alle

adjetivo

Todos estes livros precisam ser vendidos.

heel

adjetivo

Eu fiquei esperando a tarde toda.

heel

Nós jogamos baralho em todo o percurso para Paris.

heel

adjetivo

Ele roncou durante toda a peça.

ieder, elk

pronome (cada um)

Toda criança deve aprender a ler.

elk, alle

pronome

troep, zooi, zwik, bups, bende, mikmak

pronome (informeel)

heel, geheel

adjetivo (total)

Pagamos a quantia toda.

alle

pronome

Demos a eles todas as oportunidades de se desculparem.

al

Vou levar todo o chocolate que tiver sobrado.

heel

adjetivo (inteiro)

Ela esperou a semana toda antes de dizer não.

door-

pronome (por todo o) (met ww: doorbladeren, doorlezen etc.)

Você deve checar todo o trabalho antes de assiná-lo.

eenheid

substantivo masculino

Levaremos o pacote como um todo.

heel, geheel

adjetivo (inteiro)

Comi o hambúrguer todo (or: inteiro).

elk, ieder

pronome

Cada (or: todo) gato tem sua personalidade própria.

heel, geheel

adjetivo (completo)

Ele comeu a maçã inteira.

volledig

adjetivo (inteiro)

Não tenho certeza se posso pagar a quantia total (or: toda).

door, lang

adjetivo (do início ao fim) (met tijdsbepaling: de hele nacht door, een heel jaar lang etc.)

Ele comeria sorvete o ano inteiro.

alles

substantivo masculino (totalidade)

almachtig

O todo poderoso time da casa venceu o campeonato.

hartgrondig, oprecht

geparadeer

(BRA)

Mesmo que ele esteja longe, eu sei que aquele é John; eu reconheceria sua ginga em qualquer lugar.

iedereen

Todos querem ir à festa.

iedereen

(cada um)

Na festa das crianças, todos receberam um presente.

doorweekt, doordrenkt

adjetivo

Mark ficou ensopado depois de ser pego de surpresa por uma enxurrada.

almachtig, omnipotent

adjetivo

over een gehele staat

locução adjetiva

provinciaal

locução adjetiva

de hele dag

locução adverbial

het hele jaar door, gedurende het hele jaar

locução adverbial

overal

locução adverbial

Os mosquitos estavam em todos os lugares (or: por toda a parte). Não havia onde se esconder deles.

overal

locução adverbial

intensief, zonder reserve

(informeel)

in zijn geheel

locução adverbial

Alguns alunos precisam melhorar, mas a turma como um todo está muito boa.

hoe dan ook, in elk geval

van ganser harte

locução adverbial (informal: completa e sinceramente)

over de hele wereld

A internet permite que as pessoas ao redor do mundo compartilhem informações.
Via het internet kunnen mensen over de hele wereld informatie delen.

in totaal

locução adverbial

jaar na jaar

de hele dag

locução adverbial

Ela praticou o dia todo.
Ze oefent al de hele dag.

elke dag

Eu tomo banho todos os dias.

elk jaar

Celebramos o Natal todos os anos.

op volle kracht

locução adverbial

Nós estamos trabalhando a todo vapor para garantir os melhores resultados possíveis.

over de hele wereld, over heel de wereld

O papai Noel é conhecido em todo o mundo.

voortdurend, de hele tijd, steeds

locução adverbial

Eu ajudo pessoas o tempo todo.

vol gas, volle vaart

het hele eind

locução adverbial

Ele acabou de correr uma maratona e estava descalço o caminho todo.
Hij heeft net een marathon gelopen en hij liep het hele eind op blote voeten.

gedurende heel

locução prepositiva (tempo: durante todo o tempo)

Os aviões estão pousando por todo o dia. Elspeth foi mimada por toda a infância.

door, helemaal door

locução prepositiva

iedereen

(cada pessoa)

Todo mundo tem um smartphone hoje em dia. // Todo mundo que conheço prefere chocolate a baunilha.

met de massa meelopen

(gíria: fazer algo porque é popular) (figuurlijk)

met jan en alleman naar bed gaan

(informeel)

landelijk, nationaal

provinciaal

locução adverbial

overal ter wereld

(figurado)

Luke procurou no mundo inteiro, mas não havia sinal de Naomi.

overal

locução adverbial

bijna, haast, praktisch

Já terminamos a maior parte do projeto.

her en der, in het rond

locução adverbial

Ela estava sentada à escrivaninha, com livros espalhados por todo o lado.

iedereen

(todas as pessoas)

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van todo in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van todo

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.