Wat betekent passar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord passar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van passar in Portugees.

Het woord passar in Portugees betekent voorbijgaan, gaan door, slagen voor, geslaagd zijn voor, aannemen, voorbij-, doorgeven, passen, een pass geven, voorbijgaan, passen, voorbijgaan, voorbij zijn, passen, doorspelen, positief beoordelen, een voldoende of meer geven, voorbijgaan, rondgeven, doorgeven, inhalen, geven, doorgeven, aangeven, gebeuren, plaatsvinden, voorbijgaan, passeren, voorbijtrekken, soepel overgaan in, subtiel overgaan in, voorbij kruipen, voorbijgaan, voorbijlopen, langskomen, verstrijken, ergens voorbij gaan, langskomen, voorbijgaan, voorbijgaan, passeren, gladstrijken, voorbij iets komen, met iets verdergaan, langsgaan bij, doorbrengen, doorheen halen, strijken, iets afnemen, ingaan op, komen op, iets passen, inpassen, gaan, spelen, draaien, kruisen, laten lopen/gaan/glijden, onderdoor gaan, overheen passeren, door de douane gaan, strijken, voorbijgaan, verstrijken, geven, aangeven, verderlopen, voorbijgaan, vliegen, overheen passeren, toewijzen, toewijzen, toekennen, bewegen over, bewegen over, gaan, opdoen, aanbrengen, ter verantwoording roepen, klimmen over, klauteren over, rondhangen, uithangen, op een zijspoor zetten, platwalsen, misleiden, prutsen met, te niet doen, opheffen, doorwaden, keuren, over iets heenkijken, met iemand omgaan, aaien, strelen, overwinteren, op den duur, in de loop der jaren, strijken, strijkbout, in de loop van, gedurende, het moeilijk hebben, iem. misselijk maken, het goed maken, met de pet rondgaan, verhongeren, zijwaarts lopen, zijdelings lopen, voorbijgaan, ziek worden, voorbijrazen, door iets reizen, voorbij vliegen, voorbijrijden, blijven slapen, rondhangen, stoeien met, voorbijrazen, voorbijflitsen, dweilen, vluchtig doorlezen, te slim af zijn, voorbijschieten aan, te slim af zijn, uithongeren, te slim af zijn, snel langsgaan, het kunnen stellen zonder, vluchtig doornemen, vlug doorlezen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord passar

voorbijgaan

verbo transitivo

O ônibus passou sem parar.

gaan door

Para chegar a um lugar seguro, primeiro temos que passar pela zona de guerra.

slagen voor, geslaagd zijn voor

verbo transitivo (ser aprovado)

Ela passou no exame de direção na primeira tentativa.

aannemen

(ser aprovado, votado) (van een wet of motie)

A lei passou por votos de setenta a trinta.

voorbij-

(met ww van beweging: voorbijgaan, voorbijrijden etc.)

O ônibus passou sem parar para nós.

doorgeven

O cartão de aniversário passou de pessoa para pessoa.

passen, een pass geven

(transferir bola) (sport)

Ele passou e depois correu em direção ao gol.

voorbijgaan

Parece que o tempo passa mais rápido a cada ano.

passen

(jogo de baralho) (spel)

Você pode ou jogar uma carta ou passar.

voorbijgaan, voorbij zijn

Aquela oportunidade já passou.

passen, doorspelen

verbo transitivo (transferir bola) (sport)

Para jogar bem como parte de um time, é importante passar a bola em vez de ficar com ela só para você.

positief beoordelen, een voldoende of meer geven

verbo transitivo (nos exames)

As notas do aluno foram muito melhores esse ano, por isso o professor ficou feliz em passá-lo.

voorbijgaan

verbo transitivo (exceder)

A velocidade do foguete passou rapidamente de duzentos quilômetros por hora.

rondgeven, doorgeven

verbo transitivo (circular)

Eles passaram a pipoca pela mesa.

inhalen

verbo transitivo (direção)

O corredor passou (or: ultrapassou) seu adversário no último minuto e ganhou a corrida.

geven, doorgeven, aangeven

verbo transitivo (passar às mãos)

Ele passou (or: entregou) a caneta para ela.

gebeuren, plaatsvinden

(acontecer)

Eles concordaram em esquecer tudo o que havia ocorrido antes e começar de novo.

voorbijgaan, passeren, voorbijtrekken

O público assistia enquanto a parada passava.

soepel overgaan in, subtiel overgaan in

(dar lugar a)

voorbij kruipen

(van tijd)

voorbijgaan, voorbijlopen

Quando Emily estava doente, ficava sentada perto da janela e acenava para todo mundo que passava.

langskomen

(informal)

Eu estava aqui no bairro, por isso pensei em passar para fazer uma visita. Um amigo da família passou para nos ver.

verstrijken

(tempo)

Não posso acreditar que o feriado já tenha terminado. O tempo passou muito rápido!
Ik kan niet geloven dat de vakantie alweer voorbij is. De tijd verstrijkt zo snel!

ergens voorbij gaan

(ir além de um obstáculo)

langskomen, voorbijgaan

Amy passou na casa de Joe durante seu caminho para a Igreja.

voorbijgaan, passeren

A multidão assistia enquanto o desfile passava.

gladstrijken

verbo transitivo (com ferro)

Eu devia passar meu terno para minha entrevista amanhã.

voorbij iets komen

(ir além de um obstáculo)

met iets verdergaan

(informal)

Vamos passar para o próximo item na agenda.

langsgaan bij

(informal)

Você pode passar na farmácia para mim no caminho para casa?

doorbrengen

verbo transitivo (passar o tempo)

Vou passar o dia com minha família.

doorheen halen

verbo transitivo (cartão em leitor) (kaart of pas)

Passe seu cartão e digite sua senha na máquina.

strijken

verbo transitivo (roupas)

Eu preciso passar uma camisa para o trabalho.

iets afnemen

Mark passou o pano nos óculos para dar uma limpada rápida.
Mark nam zijn bril af met het doekje om hem snel schoon te maken.

ingaan op, komen op

verbo transitivo

Quero passar para a questão de como vamos financiar esse projeto.

iets passen

(informeel)

Não sei responder essa pergunta; eu passo.
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês De quizdeelnemer paste twee vragen.

inpassen

verbo transitivo (van een film)

Ela passou o filme pela câmera.

gaan

O sofá simplesmente não passa pela porta.

spelen, draaien

O que está passando hoje?

kruisen

laten lopen/gaan/glijden

verbo transitivo (fazer correr)

Ela passou uma escova pelo cabelo. Rob passou a mão no cabelo espesso e escuro.

onderdoor gaan

verbo transitivo (por baixo de)

O topo do trailer passou sob a ponte com centímetros de sobra.

overheen passeren

verbo transitivo (passar por)

O barco de lagosta passou pelos cardumes com segurança.

door de douane gaan

verbo transitivo (pela alfândega)

Vamos encontrá-lo depois de passar a alfândega.

strijken

verbo transitivo (roupa)

Preciso passar essas calças. Elas estão completamente amarrotadas.

voorbijgaan, verstrijken

(tempo)

geven, aangeven

verbo transitivo

Poderia me passar essa caneta, por favor?

verderlopen, voorbijgaan

(tempo) (tijd)

O tempo passa.

vliegen

(tempo)

O tempo passa rápido quando você tem filhos.

overheen passeren

verbo transitivo (por cima de)

O avião passou pelas copas das árvores.

toewijzen

(informal)

O professor de história frequentemente dá grandes quantidades de trabalho de casa.

toewijzen, toekennen

(formal)

O gerente atribuiu a tarefa de entrevistar candidatos à vaga de assistente dele.

bewegen over

(internet)

bewegen over

(computer)

gaan

A casa dele foi para o filho mais velho, o conteúdo para o caçula.

opdoen, aanbrengen

verbo transitivo (espalhar)

Por favor aplique (or: passe) filtro solar antes de sair.

ter verantwoording roepen

(repreender ou censurar alguém)

klimmen over, klauteren over

(cerca; muro)

rondhangen, uithangen

(figurado)

Por que você não vem à minha casa e relaxa um pouco?
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Waarom kom je niet eens langs, dan kunnen we wat rondhangen.

op een zijspoor zetten

(figurado) (figuurlijk)

platwalsen

(figuurlijk)

misleiden

prutsen met

(informeel)

te niet doen, opheffen

A importância deste projeto excede quaisquer preocupações que você possa ter quanto aos custos envolvidos.

doorwaden

(um rio)

keuren

over iets heenkijken

(figurado)

met iemand omgaan

aaien, strelen

(passar a mão por)

Ela alisou o pelo do gato.

overwinteren

op den duur, in de loop der jaren

expressão (em algum momento)

In de loop der jaren zul je hem wel vergeten.

strijken

strijkbout

in de loop van, gedurende

locução adverbial

het moeilijk hebben

expressão verbal

Wees lief voor haar. Ze heeft het nogal moeilijk.

iem. misselijk maken

het goed maken

Sara e João estão satisfeitos em anunciar o nascimento de sua filha, Graça. Ambas, mãe e bebê, estão passando bem.

met de pet rondgaan

expressão (pedir dinheiro)

verhongeren

Os grãos não cresceram e as pessoas estão passando fome.

zijwaarts lopen, zijdelings lopen

voorbijgaan

expressão (sem ser notado) (ongemerkt)

ziek worden

voorbijrazen

expressão verbal

door iets reizen

(van een kant naar de andere kant)

Levamos 20 minutos para passar pelo túnel Mont Blanc.
Het duurde 20 minuten om door de Mont Blanc-tunnel te reizen

voorbij vliegen

expressão verbal (figurado) (figuurlijk)

ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês De vakantie vloog voorbij.

voorbijrijden

(carro, caminhão, ônibus)

blijven slapen

rondhangen

expressão verbal (informal, vadiar)

É irritante quando jovens passam o tempo na parada de ônibus intimidando os usuários.
Het is vervelend wanneer jongeren bij de bushalte rondhangen en klanten intimideren.

stoeien met

(informeel, figuurlijk)

voorbijrazen, voorbijflitsen

locução verbal

dweilen

expressão verbal

vluchtig doorlezen

Jane olhou rapidamente o documento, buscando erros.

te slim af zijn

(ser mais esperto)

voorbijschieten aan

te slim af zijn

(em esperteza)

uithongeren

te slim af zijn

expressão

snel langsgaan

expressão verbal

het kunnen stellen zonder

locução verbal

Eu posso passar sem luxos nessa economia.

vluchtig doornemen, vlug doorlezen

expressão verbal (figurado, abordar superficialmente)

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van passar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van passar

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.