Wat betekent pouco in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord pouco in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van pouco in Portugees.

Het woord pouco in Portugees betekent beetje, weinig, weinig, beetje, karig, gering, weinig, een paar, paar, handvol, vleugje, beetje, beetje, met een tekort aan, het minst, nauwelijks, niet vleiend, niet flatteus, zwak, beetje, inprenten, onzin verkopen, bijna, praktisch, bijna zonder, onduidelijk, vaag, onbekwaam, incompetent, krakkemikkig, onbarmhartig, niet complimenteus, onflatteus, niet veeleisend, onderbemand, onderbezet, fantasieloos, onaantrekkelijk, onaanlokkelijk, niet lonend, stuksgewijs, geleidelijk, bescheiden, niet opbouwend, zelden bezocht, niet informatief, onpraktisch, onopvallend, niet gereisd hebbend, onbedreven, onervaren, onwennig, net, recentelijk, tijdje, geleidelijk, net, nipt, na een tijdje, na een poosje, spoedig, binnenkort, druppelsgewijs, mondjesmaat, enigszins, ietwat, beetje bij beetje, langzaam maar zeker, helemaal niet, net, ternauwernood, straks, snel, snel, een beetje, een tijdje, een soort van, helemaal niet, met mondjesmaat, stuk, stukje, een beetje, ternauwernood ontsnappen, weinig te zeggen hebben, afkerig maken, onder de prijs verkopen, niet muzikaal, In een korte tijd, beetje, een beetje, een klein beetje, vertoeven, verblijven, wat, iets, een beetje, onwillig, terughoudend, een beetje, langer, inspiratieloos, mate, even, eventjes, af en toe, tel, paar. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord pouco

beetje

adjetivo (não muito)

Ela bebe pouco álcool.

weinig

advérbio (pequena quantidade)

Ela era muito tímida e falava pouco.

weinig

pronome (pequeno número de pessoas)

Poucas pessoas sabem que a esposa de Schumann era uma compositora talentosa.

beetje

adjetivo

Eu quero só um pouco de sal na minha batata.

karig, gering, weinig

adjetivo

Dorothy tem pouca pena de pessoas ricas e infelizes.

een paar

adjetivo

Tenho poucas perguntas para você responder.

paar, handvol

pronome

Poucos vieram, não muitos.

vleugje

substantivo masculino

Tinha um pouco de canela na torta de maçã.

beetje

substantivo masculino

beetje

Quer um pouco de chá? Robert perguntou a Daniel se ele queria um pouco do almoço.

met een tekort aan

Estamos com falta de tinta para impressora.

het minst

Dentre os três irmãos, Tony gasta o mínimo de dinheiro com roupas.

nauwelijks

Mal tem comida suficiente para todo mundo na festa.

niet vleiend, niet flatteus

zwak

Todos os dias ela chega atrasada com outra desculpa inconsistente.

beetje

Você não está meio velho pra assistir desenhos?

inprenten

(em alguém)

onzin verkopen

(informeel, figuurlijk)

bijna

(resultado negativo)

Eu quase esqueci de trancar a porta.

praktisch

bijna zonder

locução adverbial

onduidelijk, vaag

adjetivo (sem significado claro)

onbekwaam, incompetent

locução adjetiva (pessoa)

krakkemikkig

(informeel)

onbarmhartig

niet complimenteus, onflatteus

niet veeleisend

onderbemand, onderbezet

locução adjetiva (com quantidade insuficiente de funcionários)

fantasieloos

locução adjetiva

onaantrekkelijk, onaanlokkelijk

(sem atrativo)

niet lonend

stuksgewijs, geleidelijk

bescheiden

niet opbouwend

(kritiek)

zelden bezocht

niet informatief

adjetivo

onpraktisch

adjetivo

onopvallend

locução adjetiva

niet gereisd hebbend

locução adjetiva

onbedreven, onervaren

onwennig

net

locução adverbial (por uma margem pequena)

Ele perdeu o ônibus por pouco.

recentelijk

tijdje

geleidelijk

Eu estou gradativamente respondendo todas essas cartas de fã.

net, nipt

locução adverbial

na een tijdje, na een poosje

A princípio ele não sentia dor nenhuma. Depois de um tempo, o braço dele começou a doer.

spoedig, binnenkort

locução adverbial

Dek de tafel want het avondeten zal binnenkort klaar zijn.

druppelsgewijs, mondjesmaat

expressão (figurado: um pouco de cada vez) (figuurlijk)

enigszins, ietwat

locução adverbial

beetje bij beetje, langzaam maar zeker

locução adverbial

Adicione o açúcar pouco a pouco e seu merengue ficará perfeito. Ele se tornou melhor no tênis pouco a pouco.

helemaal niet

locução adverbial

Estou chateado por perder o programa? Nem um pouco. Não estou nem um pouco preocupado com esse exame, porque me preparei muito para ele.

net, ternauwernood

locução adverbial (por uma pequena margem)

straks

locução adverbial

snel

locução adverbial

snel

een beetje

locução adverbial

Corra um pouco e você já irá se aquecer.
Ga een stukje rennen, dan krijg je het vanzelf warm.

een tijdje

Vou ao bar por um tempinho.

een soort van

expressão

helemaal niet

Ze lijkt helemaal niet op haar moeder.

met mondjesmaat

locução adverbial (um pouco de cada vez)

ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês We schilderden het huis met mondjesmaat, dus het duurde een jaar.

stuk, stukje

locução adverbial (afstand)

een beetje

locução adverbial

Não havia sal suficiente na sopa, então eu coloquei um pouco mais. Posso comer um pouco de queijo?
Mag ik misschien een stukje kaas?

ternauwernood ontsnappen

expressão

Mary escapou por pouco quando um carro quase a atropelou.

weinig te zeggen hebben

expressão verbal

Zijn leraar had weinig te zeggen over het incident.

afkerig maken

onder de prijs verkopen

(vender por menos que suficiente)

niet muzikaal

locução adjetiva

In een korte tijd

Em pouco tempo, o fogo se espalhou para os outros edifícios.

beetje

locução adverbial

Ela estava um pouco brava comigo. O médico disse que sua pressão está um pouco alta.

een beetje

locução adverbial

Eu só estou um pouco tonto. Foi um pouco atrevido da minha parte perguntar, mas eu o fiz assim mesmo.
Ik ben een beetje duizelig. Het was een beetje brutaal van me om het te vragen, maar ik deed het toch.

een klein beetje

locução adverbial

vertoeven, verblijven

wat, iets, een beetje

locução adjetiva

Você quer um pouco de vinho? Um pouco mais?

onwillig, terughoudend

adjetivo (relutante: em geral)

A mãe estava desanimada com seu adolescente intransigente; ele mal falava com seus pais e não arrumava seu quarto, não fazia a tarefa nem ajudava com qualquer coisa na casa.

een beetje

advérbio (ligeiramente)

Eu estou um pouco bêbado, mas de maneira nenhuma incapacitado.

langer

locução adverbial (tempo)

Sinto muito por não podermos ficar um pouco mais.

inspiratieloos

mate

locução adverbial (figurativo)

Ele tinha só um pouco de curiosidade sobre o assunto.

even, eventjes

locução adverbial (tempo)

Conversamos um pouco.

af en toe

tel

locução adverbial

Vou chegar lá daqui a pouco.

paar

locução adverbial

Não consigo alcançar as batatas fritas. Você poderia me dar um pouco?

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van pouco in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.