Wat betekent tomar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord tomar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van tomar in Portugees.

Het woord tomar in Portugees betekent arresteren, confisqueren, nemen, innemen, slikken, nemen, iets nemen, bevangen, nemen, overnemen, studeren, slaan, vastpakken, beetpakken, drinken, rijden met, vullen, opvullen, nemen, innemen, afpakken, afnemen, wegnemen, ademen, bijhouden, opschrijven, zijn, baseren op, zich bemoeien met, iets kapen, het op een zuipen zetten, een pak slaag krijgen, jezelf opfrissen, zich opfrissen, scoren, hosselen, een afrossing krijgen, een pak slaag krijgen, zich uitspreken, vervangen, maatregelen treffen, maatregelen nemen, niet deelnemen aan, niet meedoen met, notitie nemen van, kennis nemen van, vorm aannemen, gestalte krijgen, de vrijheid nemen, douchen, een keuze maken, onder controle krijgen, het initiatief nemen, ontbijten, een bad nemen, stormenderhand veroveren, zich wassen, zonnebaden, zonnen, horen over, horen van, oppassen, uitkijken, iets lenen, overweldigen, overmannen, de plaats innemen van, op zijn donder krijgen, opletten, oppassen, uitkijken, zorgen voor, oppassen voor, uitkijken voor, zichzelf oppeppen om, letten op, passen op, een drankje doen, vrij vertalen, geklopt worden, afgedroogd worden, rekening houden met, brunchen, levendig worden, oppassen voor, oppassen, opletten, douchen, zich wassen, een bad nemen, lenen, troeven, adem, verzorgen, meedoen aan, een overdosis nemen, zakken voor, aanvallen, voorzichtig zijn, feesten, een feestje bouwen, drinken, ontbijten, een sauna nemen, veronderstellen, aannemen, een steekproef uitvoeren, fixeren, bestormen, aanvallen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord tomar

arresteren, confisqueren

O exército tomou a cidade depois de diversos dias de luta.

nemen

verbo transitivo (decisão)

Tess precisa tomar uma decisão.

innemen, slikken

verbo transitivo

Ele toma o remédio sem reclamar.

nemen

verbo transitivo (banho) (van douche/bad)

Estou tão sujo. Eu realmente preciso tomar um banho.

iets nemen

(droga)

O viciado tomou muito ácido enquanto estava vivo.

bevangen

verbo transitivo

Vendo as condições em que a família estava vivendo, Tim ficou tomado de tristeza.

nemen, overnemen

Os generais tomaram o poder e exilaram o presidente.

studeren

Eu decidi estudar francês no próximo período.

slaan

verbo transitivo (jogo) (figuurlijk: bordspel)

Ele tomou um dos peões de seu adversário no jogo de xadrez.

vastpakken, beetpakken

drinken

verbo transitivo

Beba mais água se está com sede.

rijden met

verbo transitivo (viajar como passageiro)

Pego o ônibus para o trabalho todos os dias.

vullen, opvullen

(tempo)

Como você ocupou seu tempo enquanto estava doente?

nemen

(trem, ônibus, táxi) (openbaar vervoer)

Pegamos um táxi para ir para casa no fim da noite.

innemen

verbo transitivo

O exército tomou a cidade após quarenta e oito horas de luta.

afpakken, afnemen, wegnemen

O professor tomou a revista do aluno.

ademen

bijhouden

(BRA)

Escreva tudo que você alcançou a cada dia, já que é importante registrar.

opschrijven

A policial anotou o nome o endereço dele e disse para ele não sair da cidade.

zijn

Posiciono-me a favor da nova lei.

baseren op

(adaptar conforme um modelo)

Este design foi modelado a partir das últimas novidades de moda em Paris.

zich bemoeien met

Cuide do seu próprio comportamento e não diga aos outros o que fazer.

iets kapen

(atitude numa conversa) (figuurlijk)

Kate não foi convidada porque ela sempre monopoliza a conversa e a torna sobre ela.

het op een zuipen zetten

(informeel)

Estudantes universitários embebedando-se em festas se tornou um problema amplamente difundido.

een pak slaag krijgen

expressão (agressão física)

jezelf opfrissen, zich opfrissen

(BRA: informal)

scoren, hosselen

expressão (gíria) (informeel)

Pessoas viciadas em drogas de rua fazem de tudo para tomar um pico.
Mensen die verslaafd zijn aan drugs doen bijna alles om te scoren.

een afrossing krijgen, een pak slaag krijgen

(informal)

Petros tomava sova regularmente do pai violento.

zich uitspreken

(declarar opinião)

vervangen

maatregelen treffen, maatregelen nemen

expressão (agir)

niet deelnemen aan, niet meedoen met

expressão (não participar)

notitie nemen van, kennis nemen van

(prestar atenção)

vorm aannemen, gestalte krijgen

expressão (figurado, ideias: desenvolver)

de vrijheid nemen

expressão (fazer algo sem permissão)

douchen

locução verbal

een keuze maken

locução verbal (decidir, escolher)

Não conseguíamos concordar sobre onde comer, por isso tive de tomar uma decisão.

onder controle krijgen

(assumir o comando ou controle de)

het initiatief nemen

(ser proativo, ser o primeiro a agir)

ontbijten

locução verbal

een bad nemen

locução verbal

stormenderhand veroveren

zich wassen

Em longas viagens caminhando, é difícil tomar banho direito.

zonnebaden, zonnen

Estava quente e Erika estava tomando banhos de sol no jardim.

horen over, horen van

oppassen, uitkijken

Ao dirigir no inverno, você tem que ter cuidado com poças de gelo.

iets lenen

expressão verbal

Posso pegar sua caneta emprestada?

overweldigen, overmannen

expressão verbal

A tristeza tomou conta de Henry e ele caiu no choro.

de plaats innemen van

op zijn donder krijgen

locução verbal (informeel)

opletten, oppassen, uitkijken

expressão verbal

Você tem que tomar cuidado ao atravessar uma rua movimentada durante a hora do rush.

zorgen voor

oppassen voor, uitkijken voor

(selar por)

zichzelf oppeppen om

locução verbal (informal) (informeel)

letten op, passen op

Quem vai tomar conta das crianças quando nós estivermos fora?

een drankje doen

expressão verbal (inf., num bar ou pub)

vrij vertalen

expressão (mudar o texto, conteúdo excessivamente) (tekst)

geklopt worden, afgedroogd worden

(figurado, informal) (figuurlijk, informeel)

rekening houden met

brunchen

locução verbal

levendig worden

expressão verbal (figurado) (figuurlijk)

oppassen voor

(BRA)

Tome cuidados com os vidros quebrados na calçada.

oppassen, opletten

expressão verbal

Tome cuidado com esse bolo de casamento; você não vai querer derrubar isso!

douchen

expressão verbal

Ele tomou banho depois de ir à academia.

zich wassen

Eu gostaria de tomar banho antes do jantar.

een bad nemen

expressão verbal

Naomi prefere tomar banho de banheira em vez de chuveiro à noite.

lenen

expressão verbal

Tomarei dinheiro emprestado para pagar as férias.

troeven

(BRA, cartas baralho) (kaarten)

Meu oito tomou com trunfo seu valete.

adem

locução verbal (repouso)

O montanhista parou um momento para tomar fôlego antes de continuar.

verzorgen

Eu cuidei da minha mãe nos últimos meses da vida dela.

meedoen aan

Nós tomamos parte na busca das crianças desaparecidas.

een overdosis nemen

expressão verbal

zakken voor

Bobby foi reprovado no exame.

aanvallen

expressão verbal

voorzichtig zijn

Por favor, preste atenção quando estiver atravessando a estrada.

feesten, een feestje bouwen, drinken

expressão verbal

Tenho cerveja! Vamos tomar uma!

ontbijten

expressão verbal (café da manhã)

William gosta de tomar café da manhã na varanda.

een sauna nemen

veronderstellen, aannemen

(ficar sabendo)

Eu soube que você a odeia. Isso é verdade?

een steekproef uitvoeren

expressão verbal

Eles pegaram amostra da lagoa em cinco profundidades diferentes.

fixeren

(navegação: localizar astro no céu)

O capitão usou um sextante para tomar a altura do sol.

bestormen, aanvallen

O exército tomou o inimigo de surpresa.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van tomar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van tomar

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.