Wat betekent buena in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord buena in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van buena in Spaans.

Het woord buena in Spaans betekent goed, goed, braaf, goed, goed, lekker, goed, goed, juist, goed, goed, goed, goed, lekker, goed, goed, goed, vruchtbaar, vroom, loyaal, goed, op doel, net, echt, vriendelijk, aimabel, goedaardig, welwillend, maar goed, in ieder geval, hoe dan ook, nou, belangrijk, oud, gouden, oke, goed, maar goed, wel, welgevormd, met een mooi lichaam, vriendelijk, aardig, goed van harte, goed, ok, perfect, knap, sexy, lekker, oké, succesrijk, mooi, leuk, goed, hecht, mooi, prachtig, aangenaam, goed, oke, weelderig, verleidelijk, beeldschoon, redelijk, gegrond, mooie aan, goede aan, goeie, gezond, in goede gezondheid, goede, goed zijn voor, gezond zijn voor, goed zijn voor, goed, zo laten, Jammie!, Jummie!, imprimatur, nietsnut, luiwammes, toestemming, goedkeuring, instemming, goed doen, goed genoeg, best goed, kort en bondig, goed voor je, heerlijk, zalig, sufferd, sukkel, oen, nietsnut, luilak, lanterfanter, zonnige kant, goed spul, handig in, talent hebben voor, feeling hebben voor, een talent hebben om, mild worden tegen iemand, voldoen, gelukkig maar!, autorisatie, er goed uitzien, er knap uit zien, toestemming, goedkeuren, heel goed, lekker. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord buena

goed

adjetivo

Estudió duro y obtuvo buenas notas este año.

goed

adjetivo

El pronóstico del tiempo es bueno para mañana.

braaf

adjetivo

Sé bueno mientras estoy fuera, ¿me has escuchado?

goed

Puedes ganarte una buena vida trabajando como mecánico.

goed

adjetivo

Es un hombre bueno.

lekker

(atractivo, con estar) (slang)

¡Está tan buena! ¿Tú qué opinas?

goed

adjetivo

Ella es muy buena contable.

goed, juist

¡Buena respuesta!

goed

adjetivo

Has arruinado la buena reputación de nuestra familia.

goed

adjetivo (criterio, gusto)

Él tiene buen gusto en cuanto a vinos.

goed

adjetivo (funcional)

Si quieres que te escuche, tienes que hablarme del lado bueno.

goed

adjetivo (informal)

¿Todavía está buena esa leche?

lekker

Esta manzana está muy buena.

goed

adjetivo

Esas acciones resultaron ser una buena inversión.

goed

(informal)

La casa necesita una buena limpieza.

goed, vruchtbaar

Hay mucha tierra buena en esta parte del país.

vroom

adjetivo

Él es un buen católico.

loyaal

Él es un buen sindicalista.

goed

Ella tiene buen cutis.

op doel

adjetivo (sport)

Su primer saque fue bueno.

net

Deberías ponerte tu traje elegante para esta cena.

echt

No puedo determinar si este certificado es genuino (or: bueno) o no.

vriendelijk, aimabel, goedaardig, welwillend

adjetivo (aard)

maar goed, in ieder geval, hoe dan ook

adverbio (spreektaal)

Bueno, finalmente encontramos un lugar para comer.

nou

Bueno, ¿no crees que estoy en lo correcto?

belangrijk

Provenía de una buena familia.

oud

Es un buen perro ese que tienen cuidando la puerta.

gouden

adjetivo (figuurlijk)

Robert ha conseguido un buen trabajo, le pagan bien por hacer algo que le gusta.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Hij heeft een gouden baan aangeboden gekregen.

oke, goed

interjección

Bueno, ¿ahora en qué puedo ayudar?

maar goed, wel

«Pero, bueno, comencemos la reunión», dijo Ron.

welgevormd, met een mooi lichaam

(coloquial)

Tiene una cara bonita ¡y qué buena que está!

vriendelijk, aardig, goed van harte

Es tan amable que dedicó su tiempo a ayudarme con los deberes.

goed, ok, perfect

¿Estacionaste justo enfrente? Qué bien.

knap, sexy

¿Viste al nuevo novio de Elaine? ¡Es un chico sexy!

lekker

(informeel, voor mannen)

oké

(AR) (informeel)

Dale, vayamos al bar.

succesrijk

Un maestro exitoso es quien logra que los chicos se apasionen por lo que aprenden y que lo disfruten.

mooi, leuk

El tiempo está agradable hoy.

goed, hecht

(amistad)

Jill y yo somos amigas íntimas.

mooi, prachtig, aangenaam

(tiempo) (weer)

Hoy hará buen tiempo. ¡Ni una nube en el cielo!

goed, oke

Sí, él es un buen muchacho. Puedes confiar en él.

weelderig, verleidelijk, beeldschoon

La modelo exhibía sus curvas voluptuosas.

redelijk, gegrond

El concejal pensó que las objeciones del público al edificio nuevo eran válidas y denegó el permiso de obras.

mooie aan, goede aan

(voordeel)

Lo bello de mi empleo está en las pocas horas que trabajo.

goeie

(film)

Casi todas las películas tienen héroes que luchan contra villanos.

gezond, in goede gezondheid

Tiene buen estado de salud para su edad.

goede

Deberías buscar siempre la bondad que hay en las personas.

goed zijn voor, gezond zijn voor

Se supone que el aceite de hígado de bacalao es bueno para ti.

goed zijn voor

¿Quién dijo que el dolor es bueno para el alma?

goed

locución verbal (hábil)

Él es bueno con los niños y los animales.

zo laten

Jammie!, Jummie!

¡Mmm! ¡Este helado está delicioso!

imprimatur

(autoridad eclesiástica)

nietsnut, luiwammes

(informeel)

En mi opinión, Jake es un vago inútil.

toestemming, goedkeuring, instemming

Liza y Sam quieren la aprobación de sus padres para casarse.

goed doen

Hacer más ejercicio beneficiará tu cuerpo.

goed genoeg

locución adjetiva

No es la mejor computadora, pero es suficientemente buena para cubrir mis necesidades.
Het is niet de beste computer, maar hij is goed genoed.

best goed

locución adjetiva (informeel)

Su inglés no es perfecto todavía, pero es bastante bueno.

kort en bondig

locución adjetiva

Sus respuestas a la policía fueron buenas y breves.

goed voor je

locución adjetiva

Comer muchas verduras y frutas es bueno para la salud.
Veel fruit en groenten eten is good voor je.

heerlijk, zalig

(voedsel)

¡Qué rico, esta torta está muy buena!

sufferd, sukkel, oen

(informeel)

nietsnut, luilak, lanterfanter

(informeel)

zonnige kant

(figuurlijk)

Cada vez que me deprimía, mi abuelo me decía que había que mirar el lado bueno de la vida.

goed spul

locución nominal masculina

handig in

Steve siempre ha sido habilidoso para la mecánica.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Hij is handig in het maken van herstellen van elektrische motors.

talent hebben voor, feeling hebben voor

Laura tiene un don para el diseño de jardines.

een talent hebben om

Steve tiene talento para el dibujo; sus retratos son particularmente buenos.
Ze heeft een echt talent om in de problemen te geraken.

mild worden tegen iemand

locución verbal

No seas amable conmigo, debes decir lo que realmente piensas.

voldoen

(informal)

Nunca va a dar la talla. Quizá deberíamos despedirlo ahora.

gelukkig maar!

(informeel)

¡Qué bien que hayas recordado traer tu paraguas!

autorisatie

locución nominal masculina

Me parece bien que le hayan dado el visto bueno al nuevo proyecto de construcción.

er goed uitzien, er knap uit zien

locución verbal (coloquial)

La mujer de curvas está buena con ese vestido rojo ajustado.

toestemming

locución nominal masculina (autorisatie)

Los desarrolladores obtuvieron el visto bueno del municipio para construir en el lugar.

goedkeuren

¿Ya le ha dado el visto bueno el jefe a la propuesta?

heel goed

locución adjetiva

Es muy buena para los crucigramas.

lekker

(informeel, spreektaal)

Mierda que es atractiva, ¡está que arde!

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van buena in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Verwante woorden van buena

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.